40
werk, toen Fontan binnentrad. Hij zag bleek, nog bleeker door z’n zwarten stoppelbaard, die geheel verward zat.
.... „Madame Pascal!”....
„Ja-a-a-a!” schreeuwde de moeder, met haar armen op de heupen in ’t tuintje staan blijvend.
„Kom eens hier! .... Kom eens hier!”
Verwonderd kwam ze aansloffen.
„Hé !... Monsieur Fontan ? .... Ben je niet an ’t werk vanmorgen?” ....
„Ja .. . Ja !... Je mot niet schrikken .... niet schrikken, hoor!”....
„Niet schrikken?. ... Is d’r iets gebeurd?”
„Nee .... nee. Hou je kalm, madame ..., ’n ongeluk” ....
„Nom de Dieu ! . . .. Pierre?” ....
„Pierre ”
In de geopende deur vertoonden zich de twee meisjes met verschrikte gezichten.
„Nom de Dieu ! . .. Nom de Dieu ! . .. Hij ’s dood ! ... Je wilt ’t niet zeggen ! .. . Dood ! . . . . Dood !”....
Zenuwachtig begon de vrouw te snikken.
„Nee .... niet dood ! Blijf nou bedaard ! . . .. ’n ongeluk .... hij ’s zwaar gekwetst... .”
Romaine gaf ’n gil.
„Wat is ’r gebeurd, Fontan ! .. Jezus, wat is ’r gebeurd ?____”
.... „De takel gebroken .... Pierre stond d’r vlak bij .... de steen kwam op z’n beenen.... Twee duizend kilo!.... ’t Heeft lang geduurd voor-ie d’ronder uit was.... de dokter is *r bij.... Heb j’n glas water ... ’k Ben kapot... .*
In de kamer klonk ’n hartverscheurend gejammer. Trinette was in elkaar gezakt. De blinde stond met aschgrauwe trekken, zich vasthoudend aan den deurpost.
Buiten gonsde ’n verward stemmengeluid, ’t zwevend gemompel van ’n nieuwsgierige menigte, die zich voor de deur begon te verdringen. En terwijl Fontan koortsachtig met de vingers door ’t haar woelde, bleef dat joelend gepraat buiten zich mengen met de angstige jammerkreten van moeder Pascal.