goeien bekende, in één zenuwzet, of 'n wekker afliep, snaterend lawaaide, nam niemand van r notitie.
Met 'n smak, tegen 't onderstel van de lamp keilend, vloog de schaar uit Betty's hand op tafel. De voering en 't patroon smeet ze op r stoel, en nog vóór Lotte de mouw der blouse, die ;ze a jour moest bewerken, van 'r knie los had gespeld, schoot ze op de kamerdeur, die met n ruk tegen de buffetkast flapte, toe.
Al de stemmen schreeuwden r na.
„Eerst vragen wie 'r is!*’, riep mama, 'r achter de sofa geglejen kousen en toffels zoekend.
„Niemand binnenlaten, Betty! Niemand!”, zei Lotte, half in de gang. •
„Wél binnenlaten! Iedereen binnenlaten!”, riep Duczika, en blij dat ze even kon uitblazen, dat ze ’n oogenblik lekker rechtop mocht zitten, dat 'r misschien, misschien 'n kleine afwisseling na 't benauwend gepieker en 't gesloof van den eindeloozen dag wachtte, spelde ze de slippen van 'r matinee, die bij rt werken de bovenste knoopen had verloren, lachend-gehaast en met de diepste aandacht voor wat 'r bij de deur gebeurde, vast.
„Nou, wie is 't”?, fluisterde Lotte de gang in, omdat Betty zonderling lang door 't kleine kijkgat van de deur loerde, en je toch waarachtig, omdat ’t nog vóór tienen was, en de gaslamp buiten brandde, vlug genoeg kon zien wie 'r schelde.
„Weet 'k niet”, antwoordde Betty, nu ook voorzichtig fluisterend: ,,’k zie niemendal.”
't Licht was of uitgedraaid, of de bezoeker hield z’n hand voor 't kijkgat — daar hoefde je niet an te twijfelen.
Weer snaterde de schel, harder, brutaler, nerveuzer, nijdiger, nu ze 'r zoo dicht bij stonden.
„Dat 's natuurlijk Erich!”, riep Lotte: „dat kan enkel Erich zijn!”
„Suscht!”, zei Betty, 'r oor tegen de deur: „ze praten!... 't Zijn ’r twéé...”
„Twéé?”, herhaalde Lotte ongeloovig.
En dat „twee” ging in de kamer, waar mama al één kous met ’n gat, waar de groote teen kiekeboe door speelde, aan had getrokken, en waar Duczi 'n eindje sigaret bij ’t glas van de lamp op trachtte te steken, als 'n echo rond.
„Wie daar?” vroeg Betty, de deur ongeduldig bekloppend: „toe nou wie daar?”
2