Duczika

Titel
Duczika

Jaar
1912

Druk
1926

Overig
4ed

Pagina's
315



kregel: „we kennen je, ouwe pierewaaier! Daar!... Omdat je je beenen zoo uit je lijf heb geloopen, hahaha!”

Nathan knikte dankbaar voor de gekregen sigaar, die-ie met z’n plat-groven neus berook, wenkte Wanda naar de zolder-spreekkamer te gaan, hing ’t looden stroohoedje aan den kapstok, en van de quasi-aandacht waarmee de patroon ’n contract begon te bestudeeren profiteerend, babbelde-ie achter de zolder-deur, zonder dat *t 'n ander geluid dan n voorzichtig-fluisterende meisjesstem leek.

De bultenaar verafgoodde z’n slank, jong dochtertje. Al teederheid werd z’n gebaar — al teederheid glansde in z’n verweerde, omrimpelde, grijze oogen, als-ie met ’r sprak. Zoo cynisch als-ie door z’n mismaaktheid over God en de wereld kon oordeelen, zoo gedwee-teeder werd-ie in haar tegenwoordigheid. De laatste jaren had-ie alleen voor ’r gezorgd. De vrouw, van wie-ie eindeloos geduld had, die ’m als aftakelende tiende-rangs-chanteuse trouwde, omdat ze anders onvoorwaardelijk ’n boekje van de „Sittenpolizei” zou hebben gekregen, en die ’m al de eerste weken met de onverschilligste driestheid bedroog — kwam niet meer van ’r stoel. Op ’n kermis in Westfalen, zakte ze na ’n met mijnwerkers verbrasten nacht in mekaar, 'r Beenen bleven verlamd, en in den verloopen winter was ze zoo achteruit gehold, dat ze geen glas meer in de bevend-machtelooze hand kon vasthouden.

„Ik dank je wel", praatte Nathan — zij begreep z’n geringste gebaren —: „en ik dacht wel, dat je ’t zou merken en me niet laten verhongeren!”

Dien morgen, te lang door ’t verbedden der vrouw, die ’m geen nacht liet slapen, opgehouden, had-ie de in papier verpakte boterhammen met „Schmalz” en sneedjes soepvleesch, op den stoel naast de deur glad vergeten — stommiteit, die 'm nog nooit overkomen was. Nou voelde-ie iets ongewoons door de vettige krant heen, en plukte nieuwsgierig ’t papier open. Onderweg had ze 'n „neue saure Gurke” voor ’m gekocht, wetend hoe ze ’m daarmee trakteerde.

Omdat-ie met gevulde handen niets kon betoogen, lei-ie de boterhammen met de augurk op den clubsessel, waarop Lubinsky door Ginzel bediend was geworden, zoende ’r links en rechts.

„Dank je”, herhaalde-ie, ’r zoo dankbaar toeknikkend, of ze *n koningsgeschenk aan had gedragen — dan ongerust omkijkend — Semmy was opgestaan en Semmy’s humeur scheen

73

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.