Duczika

Titel
Duczika

Jaar
1912

Druk
1926

Overig
4ed

Pagina's
315



Voor 'n jaar, door Nathan met 'n boodschap naar 't woonhuis gestuurd — ze moest toen nog zeventien worden — had-ie eerst zoetig-voorzichtig, toen, hoe verlegen-dringender ze: „Hè, toe nee, meneer” zei, smerig-handtastelijk gedaan. Z'n huis^ houdster was uit. Hij had 't rijk alleen. Niemand hoorde ’t gestommel, en als 't kind niet huilend door de eetkamer naar de achtertrap was gevlucht, zou Semmy Lubinsky glad z’n laatste restant gezond verstand hebben verloren. Als ze later weer door 'r vader, wien ze geen syllabe dorst zeggen — Nathan ging voor z’n patroon door ’t vuur! — met boeken of papieren naar *t woonhuis werd gezonden, belde ze niet meer aan de voordeur. En zelfs voor de huishoudster was ze bang.

Nog ééns had Semmy Lubinsky gelegenheid gehad ’t kind lastig te vallen. In Strausberg, op de renbaan, ontmoette-ie den bultenaar, die 't niet kon laten z’n vijf-Mark te vergokken, met *t dochtertje. *t Was net zoo’n toevallige ontmoeting als den eersten keer van de kennismaking. Opgewonden, verspilziek — *t was 'n winst van duizenden geweest—trakteerde de patroon op *n auto. Nathan ree achteruit. Zij zat naast hèm. En bij eiken schok van den open wagen, van *t vroegdonker en van 'r zwijgen misbruik makend, had-ie onder de beschermende auto-deken naar 'r dij en 'r been getast. Met den vader praatte, lachte-ie — met *t kind dee-ie liederlijk. Week ze uit, dan week-ie mee, tot ze niet verder kon. 't Was 'n marteling voor 't meisje, en uit doodsangst dat ’r ruzie zou komen, dat de bochel, die z'n twee sprekende handen voor 'r zou hebben laten afhakken, iets zou merken, zweeg ze nog eens en verdedigde zich nauwelijks.

Nu had ze 't hatelijk judasgezicht met 't zwarte ooglapje en den walgelijken mond weer en dichtbij voor zich. Ze rook dat-ie cognac had gedronken. Ze zag de haarsprietjes, die na ’t knippen op z’n voorhoofd waren blijven kleven. Als-ie nog een stap dee, holde ze den meubelzolder op.

Maar Semmy, die den boekhouder met de sigaren ieder moment wachtte, hield zich merkwaardig in bedwang. Zelfs trok-ie correct *t deurtje van ’t hek achter zich toe. Met de elbogen op 't betaal-plankje geleund, keek-ie ’r enkel aan — keek-ie door 'r blouse héén — en praatte.

„Wanneer kom je me weer wat brengen, Wanda'tje, bij me thuis?... Zooals tóén...? Kom je is bij me op visite?... ’n Jongetje wil toch wel is 'n meissie bij zich zien... Kom je Zondag...?”

„Nee, meneer...”

70

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.