Duczika

Titel
Duczika

Jaar
1912

Druk
1926

Overig
4ed

Pagina's
315



maken was, door geen zes dokters — die je in de helsche overspanning van ’t gejaagd en gesard worden, mee in den dood wou nemen, zonder; je permissie te vragen, of je ’t ’r mee eens was...? Als 'k dien nacht vijf minuten langer had geslapen, waren wij hier niet samen! En als jij over moreele fut en wijsgeerig begrip doorslaat, gooi je m’n dooien ouwen heer net zoo goed en net zoo wreed met drek als de gauwdieven en oplichters, die nog bij z’n lijk schimpten, die de koets na-jauwden, omdat 'r van ’n dooie geen sou meer te halen valt! 'k Zou ze met 'n hondenzweep, een voor een, kunnen afranselen, de ploerten, de gieren!”

Rood van opwinding wipte-ie 't bed uit, en omdat-ie zóó fel-wakker toch in rt eerste uur niet kon slapen, haalde-ie uit de werkkamer de doos met de sigaretten.

„Geef me 'r ook een”, zei Poldi tam.

Weer beiden languit, spuierden ze rookwolken naar ’t geel-lekstrepig plafondje. Van benee, waar de grondwerkers zich met elkaar verzoend schenen te hebben, grommelde 't ronkend gesnurk uit moegeruziede strotten en van de plaats kwiekte ’t gurglend getjilp van ’n spreeuw.

„Als je me dat vroeger had verteld”, sprak Poldi, en met z’n hand wuierde-ie den rook van ’t dek, of de speelzieke Büchner n bakvischje was: „zou ’k die woorden natuurlijk niet zóó hebben gebruikt”.

,/k Hou 'r niet van in vuil te roeren”, zei Erich stug.

„Heeft je vader zich van kant gemaakt?”, drong de vriend voorzichtig-belangstellend, bang voor 'n nieuwe drift-explosie, aan.

„Om je te dienen!”

„Hè, wat buitengewoon-hartelijk!”, protesteerde Poldi, zich aan den vinnigen toon in 't andere bed ergerend: „hoe kon ik vermoeden, hoe kon ’k ook maar gissen, dat 'k iets kwetsends beweerde! Daar moest je me te goed voor kennen...”

„Jóu neem ’k 't geen seconde kwalijk! 't Bloed stijgt me alleen naar me kop, als 'k an dat vervloekte, tiendubbel-vervloekte verleden denk, als ’k me de gezichten — de ellende herinner... Ja, hij hééft zich van kant gemaakt, en omdat-ie krankzinnig van me hield, omdat-ie vader èn moeder voor me was — moeder ken 'k enkel van 'r portret: die is héél jong gestorven! — wou-ie me niet zonder steun, zonder 'n cent, zonder toekomst, zonder vrienden achterlaten. Ja, Poldi, jongen, ’t is 'n fatale historie geweest, ’n klap om gek bij te worden... Tot m'n zestiende,

43

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.