Duczika

Titel
Duczika

Jaar
1912

Druk
1926

Overig
4ed

Pagina's
315



naar z n bottines met de onaesthetisch-uitwippende lipjes dan naar mama’s aanvalligheden kijkend.

„God, God”, klaagde ze even bij ’t gejoel en ’t gesnater in de keuken, waarbij je hooren en zien verging: „as die vrind van u hier is, staat ’t huis op stelten! Ja, ’t is ’n vreeselijk-aardige jongen, en we houen allemaal van ’m...”

Omdat ze te lui was op te staan, en ze met ’r restant sigaret geen raad wist, wrikte ze zich op ’n elboog om, en doofde ’t smeulend mondstuk tegen ’n groezelig plekje van ’t behang, dat 'r meer voor gediend scheen te hebben. Dan, in de meening, dat-ie nog over z’n lang ziek-liggen in de „Charité” zat te prak-kizeeren, hervatte ze ’t gesprek op de meest taktvolle en van belangstelling getuigende wijze:

„Dat’s zeker ’n verschrikkelijk litteeken na zoo’n operatie”, meende ze: „daar zou ik niet na kunnen kijken...”

„Ik ook niet”, antwoordde hij met waarlijk lachende brille-glazen.

„U ook niet?”

„Nee”, zei hij in den zelfden drogen toon: ,,’t litteeken zit op m’n rug — *k zou 'r twee spiegels voor noodig hebben, en iroo coquet om me die moeite te geven, ben ik niet...”

„Nou maar, ik vind ’t erg stakkerig”, insisteerde ze, z’n ironie niet snappend: „en ’k hoop maar, dat ’t u gauw zoo goed zal gaan, dat u ’n vrouw zal kunnen nemen, om u op te passen. Voor de meeste mannen, meneer, is de vrouw ’t beste geneesmiddel...”

„Ja, ja”, zei hij: „maar ’k hou niet van geneesmiddelen, die je hééle leven duren!”

„Hè!”, antwoordde ze enkel, maar in dat „hè!” lag ’n wereld besloten.

Weer keek-ie naar z’n bottines, en weer in ’t stokkend gesprek, klaterde ’t gillend gelach uit de keuken.

Toen, als vrouw van de wereld voor de derde maal ’t gesprek ophoudend, en eigenlijk niet goed wetend wat ze moest beweren — alles leek op dien man z’n vierkant hoofd en z’n vierkante schouders af te stuiten — zei ze:

„Is dat met die ziekte — met uw nieren — meer in uw familie geweest?”

„*t Is mogelijk, maar nauwelijks denkbaar”, sprak-ie opstaand en ’n krant over de kooi met den schor-hijgenden, zich nog moeite gevenden kanarie leggend: „maar m’n vader, dien ’k nooit

18

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.