„Wat zitten jullie nou te kibbelen/' suste mama, terwijl Erich’s driftige vingers nog knapten: „mag ik u nog is bijschenken, meneer Röse...?”
„Dank u,” weigerde de gast, de hand op z n glas leggend: „strakjes misschien wel...”
„Prosit Betty,” zei Erich, weer over z’n geprikkeldheid heen: „blijf je boos?”
Maar ze lachte al weer, en ze lachten allemaal, toen ie vertelde, hoe-ie gister voor-ie den gordiaanschen knoop doorhakte, om bij Laurie voor de derde maal 'n halve Mark te leenen, de dolste dingen in Berlijn uitgehaald had, hoe-ie proefondervindelijk en wetenschappelijk had bewezen, dat als je maar genoeg geld voor ’n glas Weissbier bezat, Berlijn voor de rest zorgde! Je school voor den regen bij Wertheim in de Leipzigerstrasse, of in 't Kaufhaus des Westens,” bij die schat van ’n Betty — je las al de kranten van de wereld in ’n „Lesehalle” — je ging, als je geen onderdak had naar 'n „Obdach” of je kroop vóór tien uur op 'n zolder van 'n huis met Centralheizung — je schreef als n globetrotter zoo behagelijk brieven op *t keurigst papier in de conversatiezaal van 't Savoy-Hotel, waar geen sterveling ’r aan dacht je naar 't nummer van je kamer te vragen — je liep bij Kempinsky binnen, en maakte 'r al weer gratis van de „Toilette” gebruik — je dronk bij Aschinger, bij Bützow of bij n ander 'n Helles, en vulde je maag met „Semmel” of met hompen „Schwarzbrot,” als de kelner, wien 't trouwens z'n zorg was, je z’n rug toekeerde — en — en, daar gaf-ie z’n woord van eer op, dat-ie ’t gedaan had! — en, als je je bijzonder op wou knappen, liep je ’t Central-Hotel, of Adlon, of desnoods Kaiser-hof met 'n superieure poenigheid binnen, en in een van de badkamers, op de eerste, tweede of derde verdieping, kroop je lekker onder de douche...
„Die douche zuig je uit je duim!”, schaterlachte Duczika, die met smakkende lipjes van 'r Rüdesheimer zat te slurpen.
„Zie je 'r daarom zoo schoon uit,” lachte mama, en 'r vette bloote hals klukte van pret: „daar moest je ons ook 'ns op trakteeren!” „Ben je betoeterd, Laurie!”, riep Erich, en de leeggepeuterde kreefteschaar zwiepte-ie 'traam uit: „denk je da’k dat met 'nheele familie onderneem! En je heb toch pas ’n voetenbad genomen!” ,/k Geloof 'r niemendal van,” glimlachte Poldi: „die malligheid heb je natuurlijk niet uitgehaald.”
„’k Steek 'r m'n vingers voor op,” verzekerde Erich: „je kan
13