lach m'n braven vriend Poldi, die 'n psycholoog eerste klasse is, zie vernikkelen!"
„Nou, nou, nou", verweerde mama zich: „wat zeg jij voor rare dingen, Erich...”
,,'k Heb 'm op straat nog tienmaal raarder historische, psychologische en ethnologische dingen over jou en de familie gezegd", biechtte Erich met de onthutsende eerlijkheid en de vlijmscherpe tong, die ze van 'm kenden, en waarvoor Laurie in *t bijzonder als de dood zoo bang was: ,,’k ben begonnen met ’m voor je coquette, gedistingeerde woorden te waarschuwen — 'k heb 'm verteld dat je in den grond geen knip voor je neus waard ben — en blief nou niet een-twee-drie voor leugenaar te poseeren, wat!”
„Meneer, die vriend van u is 'n malle”, sprak mama, om tenminste iets te antwoorden, maar boven 'r nog altijd in lach gewrongen wangen—twee liegende, kille, onnatuurlijke-vroolijke wangen, flitsten de oogen met 'n vinnige, moeilijk-bedwongen verbolgenheid.
„Tja”, antwoordde Poldi Röse, den hoed en den stok opnieuw van de piano-toetsen, waarop-ie ze onbehouwen neer had gelegd, nemend en 'r mee balanceerend of-ie weer zoo de deur uit zou gaan.
't Gesprek tusschen hem en mama gaapte — in de gang en bij 't buffet rumoerden, buitelden, duikelden de uitgelaten stemmen van Duczika, Lot te, Betty en Erich.
„Jongen!”, schreeuwde Duczi, paf van verbluffing, en ze likte zich de klodderende mayonaise van 'n ingedeukt Aschinger-carton van de vingers — 'n druipend carton met waarachtige kreefte-mayonaise, drie groen-zwarte kapers en 'n verschrompeld schijfje ei —: „jongen heb je ingebroken, of heb je 't groote lot getrokken...?”
„Heeft hij dat gekocht?”, vroeg Betty, ook over 't pak met meer van die druipende cartons met... kalfskoteletten in gelatine, cartons met caviaarbroodjes, cartons met aardappelsla, cartons met varkensrib en wat al niet, gebogen: „heeft hij dat gekocht?”, herhaalde ze met 'nonhebbelijken, vernederden nadruk op 't„hij”.
't Meeste spektakel maakte Lotte. Van uit de keuken, waar mama's emmer met zeepsopwater en mama's vuile handdoek en mama's borstel en mama's nagelschaar nog als 'n kostelijk stilleven tusschen plasjes water slobberden, kwam ze jodelend en trillers gillend de gang in, en van uit de gang met 'n boorde
7