7
in het ongeluk gestort. Gij zijt als eene blinde in uw verderf
geloopen, en dat op uwen leeftijd van veertig jaren, want gij
zijt (mijn geheugen is Goddank ongerept) in 1872 geboren!
Ik zeg U vaarwel voor altijd! ^ ,
ft r e i.
P. S. Wanneer ik ooit had kunnen vermoeden, dat gij Uw
fatsoen zoo met twee voeten zoudt vertreden, had ik U voor
drie maanden geen gebit, waarvoor ik krom moest liggen,
geschonken! Vaarwel! ^ 7
Ia. a r e i.
Zoo... Dat was ’t verstandigste!
Met dkt schepsel, al was ’t nog maar ’n half uur, onder één zelfde dak — nooit!
Liever ging-ie op de rails van de tram leggen.
Bedaarder, opgelucht, betaalde-ie z’n biertje, kleefde drie postzegels van een cent, die nog in z’n beurs van Nieuwjaar bewaard waren gebleven, op de envelop, en hervatte z’n gestap over de gracht, van brug naar brug, ’t verlichte raam aan de overzij — ’t raam met de vogelkooisehaduw en de bloempot-kontoeren — met de verwoedheid van z‘n dreigende oogen vernietigend.
Een, twee, drie brievenbussen stapte-ie voorbij. De lichting was na twaalf uur... Alle tijd ... Hij had geen haast...
As ze zich eerst van angst op had gevreten, dat-ie niet werom kwam, kreeg ze den afscheidsbrief bij d’r ontbijt...
Op ’t Plein aarzelde-ie, stond-ie zoo besluiteloos, of-ie den weg niet meer wist.
En toen —holderdebolder —zesmaal had-ie ’t gewild en was-ie ’r nijdig van afgestapt — belde-ie bij Chris, die ’n rechtschapen kerel was, al kon-ie je negeren, dat ’t bloed je na je kop steeg! — belde-ie bij Chris, die-ie de laatste maanden op straat vierkant voorbij was geloopen, met ’n zenuwruk aan.
„Wiedaar?” schreeuwde Sien aan de trap.
„Is je vader thuis, Sien?”
„Joe-oe-oe-oe!”
„Dan kom ik boven!”
Z’n murw-geloopen voeten over-sjokten ?t cocos-loopertje, en met