Van liefde en tanden (serie Heijermans' Camera)

Titel
Van liefde en tanden (serie Heijermans' Camera)

Jaar
1924

Overig
Heijermans' Camera

Pagina's
29



i8

snuiving uit, en ingehouden grommend als ’n ervaren fox, die onraad bij ’n braamstruik speurt, hakte ze den Gordiaanschen knoop met ’n zachtzinnig: „... ’t Ruikt niet na odeur: ’t stinkt ’r na!” ... door.

„Nou, ik ruik dan niks!...” beet Toop kattig van zich af, en gehumeurd, met lust om ’r heftig op los te ruziën, als ze ’r niet met rust lieten, greep ze ’n ouwe krant van minstens ’n week gelejen en las gretig de cijfers van de Amerikaansche beurs, waarvan ze geen sikkepit begreep.

Kalm dopte moe ’r bril in ’t verrafeld huisje, lei de kousen bij mekaar in de verstelmand, en voor ze naar de keuken ging, om ’t vischschoteltje van den vorigen dag op te warmen, zei ze op ’r prettige geduldmanier, die nooit op tegenstand stiet: „Net, m’n kind, als je je kleeren zoo onnet op ’t bed heb gelegd, wil je ’t dan nog even voor ’t eten in orde brengen... Wil je?”

„Ja, moe...”

Bikketikketik... Rikketikketik... bungelde de klok.

En in die stilte, nou moe en Treès in de keuken bezig waren

— en geen woord spraken — eerst tegen den avond werd Trees mensch, Jiad ze de gewoonte zich met ’r vijandin-mevrouw te verzoenen — in die anders zoo heerlijk-huiselijke kamerstilte, keek Toop als ’n gejaagd wild den schijnbaar veranderden stand der meubelen en pullen af... ’t Fleschje moest in ’r zak gelekt hebben... Ze voelde ’n vochtig-olieachtige plek en nu ze ’r vingertoppen opnieuw naar ’t neusje met de waarachtig-bevende vleugels bracht, snoof ze ’n krankzinnige lucht van Meiklokjes of viooltjes of rozen — ’n vieze lucht, die de kamer doorparfumeerde

— ’n ellendig-ophitsenden geur, die den klokkeslinger uit z’n sterken cadans scheen te schokken... Met ’n ruk schoof ze ’t raam op, en bang iemand in de gang tegen te komen, nam ze de waterkaraf van de tafel — en met ’t angstig gebaar uit ’r eerste jeugd, als ze kaakjes uit den trommel snoepte en dan ’s avonds in ’r bed Onzen Lieven Heer om vergiffenis voor die doodzonde smeekte, goot ze scheuten water over ’r handen en polsen, ketste de karaf weer naar ’t tafelzeil terug en met wriemelende wrijf-rukken droogde ze zich de huid met den stofdoek uit de mand naast den schoorsteen. Dan, met 'n plons, schrikkend bij ’n geluid

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.