9
openhouden. En m’n oudste jongen nou ook op die vervloekte fabriek, waar
we allemaal onze gezondheid laten . . .
Pastoor. Ho! Ho! Niet zulke woorden. Hoor je Smit zoo klagen'? 'Hoor je Pannebroek klagen? . . . Drink je koffie en profiteer van je sigaar. Opgewekt! En vertrouwen! Blijf maar hier Bet. Nee je hoeft niet heen te gaan {Zij gaat zwijgend zitten breien). En nu de zaken, de zaken. Zou je maar niet openen, Smit?
S m i t. Ik open deze Bestuursvergadering ter bespreking der aanstaande verkiezing en dank in de eerste plaats onzen geestelijken adviseur voor diens aanwezigheid. Wil de secretaris Blok de notulen der vorige Bestuursvergadering voorlezen?
Pastoor. Nou laten we dat maar achterwege laten. Dat houdt noodeloos op. En we weten allemaal wel wat er in staat. Nietwaar? Dat houdt op. Dat houdt op.
Smit. Ja, dat is waar.
Pannebroek. Als penningmeester wou ik zeggen dat wij deze maand veertien wanbetalers hebben.
Pastoor. Geef mij ’t lijstje eens (ki/jkt het in). Wel zoo. Is Bakker wanbetaler èn Bom en Willemse. . . Hm. Hm . . . Nou, dat komt wel in ordo.
S m i t. Zoo als in een der vorige vergaderingen werd afgesproken — als mijnheer de pastoor asjeblief niét mijn kant wou uit rooken. Dat kunnen mijh
oogen niet verdragen — werd afgesproken — dank U — is zorgvuldig de lijst van onze leden opgemaakt en zullen er bij het stembureau posten worden uitgezet om te controleeren, dat een ieder opkomt . . .
Pastoor (hem in de rede vallend). Jawel, dat is bekend. Daar praten we nog wol eens over den dag vóór de stemming. Yan avond moeten wij het eens worden over de politiek, die wij te volgen hebben. En daar dienen wij zeer principieel over te redeneeren. Wij hebben hier geen eigen candidaat. Wij zijn in de minderheid. Nu hebben wij de keuze tusschen een conservatieven liberaal, die vóór protectie is en een anti-revolutionnair. . .
Blok. . . Met uw verlof . . .
Pastoor. . . Mijnheer de voorzitter, ik ben aan het woord en wensch niet in
de rede gevallen te worden.
Blok... Ik val niet in de rede. . . Ik wou alleen maar zeggen, dat mijnheer de pastoor zich vergist. Er zijn in dit district drie candidaten gesteld en niet twee.
Pastoor (verbolgen). Ik vraag den voorzitter en den penningmeester of wij in die richting moeten voortgaan? Zijn er twee öf drie candidaten gesteld, waarmee wij ons hebben bezig te houden?
Smit. Twee. Twee. Die ander komt niet ter sprake.
Pannebroek (opgewonden). Ik ken maar twee candidaten. En wie er drie kent in deze vergadering die is, die is . . .
Blok (hem driftig in de rede vallend). En ik ken er drie (slaat met de vuist op de taféb. Ik cijfer Troelstra niet weg. (Opschudding. Be pastoor laat zijn pijp vallen. De huishoudster maakt het teeken des kruises).
Pastoor (opstaand). Mijnheer de voorzitter, ik kan niet dulden, dat dergelijke namen hier uitgesproken worden. Ik verzoek U den onvoorzichtigen spreker het woord te ontnemen.