Drie tooneelstukjes: Puntje, Het antwoord, De onbekende

Titel
Drie tooneelstukjes: Puntje, Het antwoord, De onbekende

Jaar
1899

Pagina's
39



P a ii ii e b r o e k. Ja, dat is vastig waar. Maar zoo is die altijd. Je kunt niet. op ’m an. Je kunt nooit op ’m an.

Pastoor, ’k Had al tweemaal overgeplaatst kunnon woiden. Maar ik hou van deze plaats. Alleen de avondjes wat lang. Je kunt niet eiken avond stu-deeren . . .

Pannebroek . . . En ten slotte mot je wel uitgestudeerd raken, zou ik haast denken.

Pastoor . . . Dat neemt zoo’n vaart niet (hij hikt). Excuseer, ’k Heb eendebout gegeten en ik kan niet tegen eendeboutenvet . . . ’n Geschenkje van jullie patroon, mijnheer Pit, — ’n braaf mensch — waarachtig een nobel menscli. — Er zijn niet veel patroons die zoo volkomen christelijk leven als hij. Je weet dat ik den vorigen Zondag van den kansel er op gewezen heb dat er nog ruim vier honderd gulden te kort komt voor het verven van de kerk. Maandag daarop, nog geen vier en twintig uur later, zendt mijnheer Pit me honderd gulden voor zijn deel. Geen brief er bij. Geen andere aanwijzing dan op de envelop de firmanaam Pit & Cö. En zoo voortdurend. Voortdurend. Ja, dat is een braaf christen, een man dien ik graag de hand druk. En nu moet er gewérkt worden, mannen voor de resteerende drie honderd gulden. De kerk moetgoverfd worden. In geen jaren is zij geverfd. Ik mag het godshuis zoo niet laten ver-waarloozen. Het lieele zuidelijk gedeelte staat nog in de grondverf. In de grondverf, nou vraag ik je! Eet dan eens ’n dag, ’n Zondag geen vleesch en zorgt voor de heiligste bezitting op deze aarde . . .

Blok (bleek, scherp geteekend gelaat, ringbaard). Als ik zoo vrij mag zijn — ik heb in geen weken vleesch gegeten. Wat ik verdien gaat naar do apotheek voor m’n vrouw en . . .

Pastoor (ongeduldig) . . . Jawel. Jawel. Dat is wel heel treurig, maar heeft niets met ’t verven van de kerk te maken. Wij hebben strakjes töcli nog een appeltje samen te schillen, Blok. Jij wordt lierhaaldelijk in verdacht gezelschap gezien. — Laat me uitspreken alsjeblief. — We spraken over de kerk. En ik zal niet rusten vóór het geld er is. Dat staat vast. Ik wou een eenvoudig verfje, een imitatie van marmer. Je kunt nu niet langs de muren loopen of je ziet wit van de kalk. Wat zeg jij, Smit?

Smit. Ja. Ja. Dat mag zoo niet blijven.

Pannebroek. Nee. Zoo’n kerk is ’n schande voor de gemeenschap.

Pastoor. En dat ’n gemeente waar zoo weinig armen zijn. Is ’t niet vernederend, ja, ik mag wel zeggen: onteerend om om vier honderd gulden te bedelen ?

Blok... Ik wou maar zeggen . . .

Pastoor. — Neem me niet kwalijk, maar daar ben ik niéts nieuwsgierig naar. We voeren geen debat. Debat voeren wij als straks de vergadering geopend is. Ik mag niet toestaan dat er gedebatteerd wordt over zaken die ons allen heilig moeten zijn. Dat gaat maar niet. (Bet komt binnen met de koffie, presenteert). Geen melk, Bet. Alleen suiker (tot Blok)-. Je vrouw nog altijd ziek van’t laatste kraambed? (Blok knikt.) En je kindje? (Blok knikt). Daar moet je niet zoo moedeloos onder zijn. Je ziet ’r heelemaal zoo — hoe zal ik ’t zeggen? — zoo bedrukt uit.

Blok. Je vrouw ziek, één kind ziek on vijf bengels die je de monden moet



Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.