Drie tooneelstukjes: Puntje, Het antwoord, De onbekende

Titel
Drie tooneelstukjes: Puntje, Het antwoord, De onbekende

Jaar
1899

Pagina's
39



43

je    d’r gedaan heb,    maar je    begrijp toch dat we d’r naast vader.    ... Ze    had

’r    zoo op gerekend    .... Ze ging    ’r èlken dag heen ....    Ze was    ’r    nog

voor veertien dagen .... Voor veertien dagen het ze d’r blompotten gebracht ....

De    man. Hou je    mond!    — Ik ben    niet zoo weekhartig als me zuster.    Kort

en bondig: ik möt    ’t lijk.    . .

Eerste dokter (heeft liet laatste gehoord). Wel vriend — wat maak je ’n zonderling geweld. Gebruik nu je verstand: ’r wordt hier ’n vrouw gebracht — we verplegen ’r — we waken bij ’r — we sparen moeiten nöch kosten — die vrouw overlijdt en in plaats dankbaar te zyn, schop je herrie. Yin jij dat passend ?

De man (dreigend opstaand). Nee passend is ’t niet — maar — schrik niet Marie: nou ga je beroerde dingen hooren — zou jij ’t passend vinden, mijnheer

5

als ze je moeder naar de snijkamer brachten . . .

De directeur. Niet waar! . . .

De vrouw. O, o, wat zeg je . . .

De    man    (hartstochtelijk). Naar de snijkamer . .    .    Mijn moeder    hebben jullie

naar de    snijkamer gebracht, hebben jullie laten    stuksnijjen als    ’n beest, niet

vragend of ’r kinderen waren minder belabberd dan jullie . . .

De    directeur. Dat konden we niet weten . .    .

De    man.    Yal je nou door de mand? Nou beken    je. Dus ’t is    zoo! ’t Is zoo

wat ik maar veronderstelde. — Jullie zijn. . . jullie zijn. . .

Eerste dokter.    Hohoho! Denk    eens na over watje zegt! . . .

De vrouw. Naar    de snijkamer    . . . Hebben ze moeder gesnejen? .    . .

Hendrik! ... O, Hendrik! . . .

D e m a n. Jij begrjjpt maar half .    . . jij weet nog niet . . . D’r handen,    d’r

armen, d’r voeten,    d’r beenen, d’r    hoofd — alles hebben ze gekerfd — om    hun

zoontjes te leeren. — Daar zijn wij goed voor als we krepeeren — zooals wij ’r goed voor zijn om voor hun soort te werken zoo lang we léven!

De directeur. Op die onzin zal ik je niet antwoorden. Je ben kwaad — maar je vergist je — wij zijn te goedertrouw geweest. We dachten dat uw moeder géén familie had . . .

De man. Dacht je dat? Maar heb je ’t haar gevraagd of zij ’t zélf wilde. — Heb jij ’t recht öns vleesch te gebruiken zonder onze wil? — Tegoedertrouw!... Dat noemt hij tegoedertrouw — jullie noemt alles tegoedertrouw. — Je vreet van onzen arbeid — je studeert op onze kosten — je laat ons ons heele zure leven slaven en verrekken — en als we met onze dood in jullie klauwen vallen gun j’ons nog geen rust . . .

De directeur. Ik herhaal je dat ’k je op al die phrases niet antwoorden zal. Je ben nou wat overspannen. Denk ’r later eens over na, dat al is dat ook met je moeder gebeurd, wij zoo handelen móéten, willen we nuttig werken voor de menschheid.

De man. Jij werkt niet voor de menschheid, meneer! Jij werkt voor jouw klasse, de klasse, waarin jij opgegroeid ben. Want een van jullie, ’n fabrikant of ’n koopman, die behandel je thuis — en als je ’m naar jullie snijkamer zou

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.