Drie tooneelstukjes: Puntje, Het antwoord, De onbekende

38

Eerste dokter. G-oed. Goed. ’k Kom dadelijk. Eerst den directeur spreken Heeft twaalf nog sterk gebloed?

Een verpleegster. Jawel dokter.

Eerste dokter. Is de familie aangezegd?

Een verpleegster. Jawel dokter (af).

DERDE TOONEEL.

Eerste dokter. Tweede dokter. De assistent.

De assistent. Lieve meid, wat? (geeuwend). O, wat ben ’k gekookt! ’k Zou zoo in bed kunnen kruipen.

Tweede dokter. Wat is ’t geweest vannacht?

De assistent, ’n Buitengewone bevalling.

Eerste dokter. Wat voor een?

De assistent (geeuwend). Excuseer — ’n Rhachitisch-plat bekken — forceps.

Tweede dokter. Zóo. — Ben je weer met de tang bezig geweest. Jij schijnt énkel gevallen met vernauwde bekkens te krijgen.

De assistent, ’k Ben voor me plezier uit! En ’n moeite met ’t kind gehad! Verbazend. Trachea uitgezogen — bah! alles in m’n mond gekregen— ’k proef ’t nog! — warme en kouwe baden — geschultzt — niks geholpen — niks.

Eerste dokter. En de mama?

De assistent. Ook ’n last! Atonische nabloeding — heeft me ’n paar uur opgehouen. Als ’k zoo twéé minuten zit, snurk ’k in als ’n puckie.

Tweede dokter, (op de blikken doos trommelend.) Wat heb je hier?

De assistent, (achter de hand geeuwend), ’t Laatste nieuws van de sectie-kamer. ’k Moet ’r ’n preparaat van maken. Prachtgeval.

Eerste dokter, (het deksel van de doos lichtend.) ’n Hart?

De assistent. Precies.

Tweede dokter. Is dat niet van — van — van zoo’n héél ouwe vrouw ?

De assistent. Precies. Nummer eenendertig. (opstaand en met den vinger aanwijsend). Prachtige degeneratie van de hartspier, ’k Heb ’r doorgesneden. Zag je ooit mooiere vetkwabjes? Haast heelemaal geen spierweefsel meer. — En ’n n e p h r i t i s op de koop toe.

Eerste dokter. Waarom heb je geen glazen pot genomen.

De assistent, ’k Had ’r geen bij de hand. ’t Is al vier dagen oud.

Tweede dokter. Vierdagen? Da’s lang!

De assistent. Ze is Zaterdag gestorven, (sluit de doos). Niks nieuws in de ochtendbladen? ’k Lees tegenwoordig geen krant meer!

Eerste dokter. Kois ondertrouwd.

De assistent. Ko? Ko? Ach kom! Dat meen je!

Tweede dokter, ’t Is waarachtig waar. ’k Geloof dat zoowat niemand ’t wist.