24
Marie Ach hij slaapt! Hij wil altijd meer hooren dan ’n ander!
Johan. Ik hóór meer. Ik hóór meer. Als jij gèen oogen zou hebben, zou je óók meer hooren. — Ze zingen in de verte ’t Vrijheidslied . . . Hoor je niet?
(Zij luisteren zwijgend. Langzaam zwelt het lied aan, krachtiger wordend en op eens zéér sterk klinkend.)
„Op, voor de vrijheid op!
„Weg met de slavernij!
„Waakt op! waakt op! voor ’t heilig recht
„Der menschen kampen wij! . . . .’’
Marie heeft zich ver over het kozijn gebogen, wuift met haar zakdoek, schreeuwt het lied mee. Moeder is rechtop gaan staan, trekt het gordijn hooger, kijkt door de ruiten. Het gezang sterft weg.)
Marie (opgewonden). Hoera! Hoera! Leve de . . .
Moeder. Hou je mond 1 Hou je mond! Je doet als ’n kind!
J o h a n. Waren ’r véél ?
Marie. Wel ’n vijfhonderd.
Johan, ’t Loopt verkeerd, ’t loopt heelemaal verkeerd . . .
Marie. Klets toch niet! Jij maakt iemand ongeduldig! Ze hebben ’t recht an hün kant . . . Jij zou ook zoo doen, nèt zoo doen! . . .
Johan. Niet waar! Niet waar! . . .
Marie (nijdig). Nou, jij dan niet! Zij wèl. En als ’k kon, dee ’k oók mee!
Moeder. Zachies wat! Denk an z’n . . .(Wijst op haar oogen, dan naar Johan)
Johan. Met geweld bereiken ze niks, niks, niks.
Marie (weer uit het raam).....Waar komt ’t volk van daan! Breeman staat
stil èn Prins èn Hijmering ... En daar heb je volk van Ankerman ook . . • Goed zoo, jongens! . . . Als Hessel nou nog stilstaat draait ’r geen machien meer . . . Allemachtig! Allemachtig, wat ’n herrie ! Kijk is moeder, die koels wil ’r door! Jawel! Kom jij morgen maar is terug. Lekker! Lekker! Ze honen ’t paard tegen ... O zoo, omdraaien! . . . Hahahaaaa! . . . Dat smoel van die koetsier! . . . Nog ’n troep ! . . . (Opnieuw, nu dnder het raam, wordt het Vrijheidslied aangeheven.
„Op mannen, broeders, saam vereenigd!
„Op burgers! sluit u bij ons aan! . . .
Het gezang sterft weg. Heftig gefluit en gejoel.)
M a r i e. Da’s zeker ’n onderkruiper! Kijk ’m an de haal gaan! Hahahaaaa! Pats! Die het-ie te pakke! Z’n hoed van z’n kop! . . . Allemachtig wat ’n menschen, wat ’n menschen! ... En waarachtig daar heb je volk van Hessel Alles staat stil, moeder! Alles! . . . Nou, ik ga is kijken! . . .
Moeder. Nee! Nee! Je blijft hier. Je het ’r niks van noodig. Schenk maar liever de koffie op . . .Ze zullen daar wel komen. Wat mot je by den weg!
Johan. Moeder het gelijk . . . ’n Vrouw hoort niet in ’t gedrang.
Marie. Daar heb ’k maling an! (Gaat onwillig naar het fornuis, schenkt he^ water op.) Als Bart strakkies thuiskomt ga ’k met ’m mee. Ik heb d’r nou lol in. D’r zit geen sterveling thuis.