Drie tooneelstukjes: Puntje, Het antwoord, De onbekende

Titel
Drie tooneelstukjes: Puntje, Het antwoord, De onbekende

Jaar
1899

Pagina's
39



17

Blok. Nee. Nou! Want we bespreken de candidateri in ons district en die moeten grondig besproken worden. We hebben er maar over twéé gepraat, die mij niet anstaan en een boel arbeiders niet anstaan.

Pastoor. En dat verbied ik je formeel!

Blok. (driftig opstaand.) En ik verdom ’t om me zoo te onderwerpen! (De pastoor laat sijn pi/p vallen.) Zoolang ik secretaris ben en gekozen door medearbeiders, heb ik récht in onze Bestuursvergaderingen te spreken. Dat ben ik verplicht tegenover me kameraden.

Pastoor. En ik verkies je onzin niet aan te hooren! Er is hier geen vergadering. De vergadering is afgeloopen.

Pannebroek. De vergadering is al lang afgeloopen!

Blok. (driftig doorpratend) Dat kan me niet schelen. Er moet klare wijn geschonken worden!    Nee, mijnheer de pastoor, nou zal ik zeggen    wat ik    op    me    hart    heb!

Pastoor.    Ik verzoek je heen te gaan. Je lijkt wel dronken!

Blok. Nee ik ben niet dronken. Nog nooit was ik zoo helder als vanavond. Ik zeg je, mijnheer de pastoor dat ’t verkeerd loopt. We zijn lang genoeg afgebeuld. En an alle geduld komt ’n end.

Pannebroek. (opstaand) . . . Ik ga . . .

Blok. Jou, bliksemsche onderkruiper, vin ik later wel. Maar ’t lukt je nou niet. Ik zit hier als secretaris. En ik tree op voor me kameraden. Kom Smit, zeg jij ook is ’n woord! Je kan al haast niet meer zien kerel! Je oogen zijn kapot! Je longen zijn kapot! Ben je dan nog niet genoeg vermoord om tot verzet te komen ?

Pastoor. . . .Ik verzoek je voor de laatste maal, onbeschofte dronkaard . .

Blok. God is mijn getuige, dat ik geen druppel drank in maanden gezien heb! En dat staat je niet mooi, mijnheer de pastoor, om me op die manier verdacht te maken. Ik heb ’n boel geduld, ’n boel over me kant laten gaan. Ik heb twee kinderen begraven, twee die ik niet beter kon maken. Want ik had geen centen om ze weg te zenden. Ik heb ’n vrouw ziek, sinds maanden, en ’t kind van d’r laatste kraam. Maar over dat alles spreek ik niet, klaag ik niet. Ik wil niks voor mezelf — want alléén kan ik toch niks. Ik tree op voor me kamerade, voor me kamerade van de fabriek, die d’r lichaam verpesten en van honger kunnen verrekken, als ze gaan ziekliggen, zooals Dobbelman! Ik tree op voor m’n oudsten jongen, die nou ook bij de loodbakken staat (heftiger) en ik tree op voor al de arbeiders van dit disrrict, die langzaam an leeren solidair te zijn!

Pastoor . . . Jij raaskalt! ... Je raaskalt, man! En in je domheid praat je als de    eerste de beste opruiende socialist! . . .

Blok. Als    ’t groote woord ’r dan uit mot, mijnheer    de pastoor    —    ik    bén    de

vorige week lid van de Arbeiderspartij geworden!

Pastoor. Wat zeg je!

Pannebroek. En mag zoo’n vervloekte sociaal dan lid van ons bestuur blijven !

Pastoor. — Zoo. Zoo. Zoo-zoo! Hebben ze zóo misbruik gemaakt van je goede trouw, Blok ? Heb je je dan werkelijk laten verleiden door die duivels? Arme kerel, arme kerel! Ik dacht dat je verstandiger was en je niet alles op je mouw liet spelden! Maar we zullen je wel weer beter maken. De ziekte is niet zoo heel erg. Kom, steek een versche sigaar op. En over die gekheid praten we weleens bij gelegenheid!



Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.