16
een oogje. En de namen der candidaten komen daar alphabetisch naast te staan. Bovenaan dus die man, waarvan ik den naam niet noemen wil. Daaronder Vlam, de liberaal en het alleronderst Zaagman ónze candidaat. Vergis je dus niet. Wij maken het onderste, uitsluitend het onderste puntje zwart.
Pannebroek. Ja juist. Dat bedoelde ik ook. Maar ik rekende naar u toe. En als ik zóó de ruitjes zie dan zeg ik dat we de bovenste, omgekeerd, motten zwart maken.
Pastoor. Heb je dat genoteerd, Blok ?
Blok (die al dien tijd in zinnende houding heeft gezeter,). Watblief?
Pannebroek. ’k Gloof dat-ie geslapen het.
Pastoor. Heb je nu niets aangeteekend ? Jij ben me ’n secretaris van ’t jaar nul!
Blok (dof). Ik wou nog ’n woordje zeggen.
Pastoor. Uitstekend. Maar dan ter zake.
Blok. Zoo waar helpe mij God almachtig - ik zal het bovenste puntje, dat van Troelstra zwart maken! (Stilzwijgen. Algemeene consternatie. De pastoor zoekt een vlammetje. Smit en Pannebroek strijken gelijktijdig lucifers af).
Pastoor. Voorzitter Smit, schors de vergadering voor de twééde maal. De secretaris is krankzinnig geworden! En zulke énorme, énorme gekkepraat kunnen wij niet in de notulen opnemen.
Blok. Ik ben om den drommel niet krankzinnig. Ik heb mijn verstand zoo goed bij mekaar als u of Smit of Pannebroek. Ik. wil zeggen dat . . .
Pastoor. . . Dat verlang ik niet te weten, (verwijtend) Blok, Blok, en dat jtj! Dat jij!
B1 o k ... En nou buk ik niet langer. Wat ik u in de biecht gezegd heb — jaren geleden — dat wil ik nou wel hardop zeggen, want ik heb een andere voorstelling van God gekregen, een God die beter en meer vergevensgezind is dan ü hem geleerd hebt. — En als u daarop doelt door me zoo aan te kijken — dan heeft dat geen vat meer op me.
Pastoor. Ja. Ja. Wij spreken elkander nog wel eens onder vier oogen. Ik geloof Smit dat wij de conferentie nu wel kunnen opheffen! En de strooibiljetten enz., zullen wij dan wel voorloopig door den tweeden secretaris doen onderteekenen.
Blok. Een woordje nog. U heb strakjes wat voorgelezen van die Jan Katoen. — Mag ik die brochure even hebben?
Pastoor. Volkomen overbodig. Mijn citaten waren voldoende en meerdere hebben wij er niet noodig. Ik verbied zelfs aan elk geloovig katholiek er inzage van te nemen.
Blok. Er is hier toch geen sprake van het Nieuwe Testament!
Pastoor. Dat zijn mijn zaken. Het lezen van een door ons niét goedgekeurde vertaling van het Testament is oven ongeoorloofd als het lezen van socialistische geschriften, (opstaand) Tot Zaterdag dus vrienden, (tot Blok) en jij zult me wel het genoegen doen morgenavond bij me te komen.
Blok. Nee, mijnheer de pastoor! Zoo gaan wij vanavond niet van mekaar. Ik wil gehoord worden, hier, in het bijzijn van mijn medebestuursleden en als ik onzin zeg of wartaal spreek, dan ben ik voor overtuiging vatbaar!
Pastoor. Morgenavond geef ik je gelegenheid.