14
’n halven winter in z’n kelder bewaard het en niet an de opkoopers kon kwijt raken. En nog de helft kriel er tusschendoor. Vergelijk daar mijn aarpels is bij. Zeg u nou zelf zijn die goed of zijn ze niet goed?
Pastoor. Uitstekend, niewaar Bet?
Bet. Nou asjeblief — we hebben ze nog nooit zoo goed gehad. Maar je moot ze niet lang laten afstaan. Ze worden gauw stijf.
Pannebroek. Dat heb je met elke goeie aarpel. ’n Aarpel die blommig is en niet al te oud, mot zóó opgediend worden. Ik heb ze ook niet voor breiers verkocht. Mijn vrouw laat ze geen minuut afstaan en toch zijn ze prachtig voor
< gestampte pot.
Bet. Ja, dat is waar — we hadden ze gister met boerekool en héél lekker.
Pastoor. Geef mij ’n meêlig aardappeltje en wat pittige saus, dan doe ik
daar mijn maal mee. ’n Aardappel is de helft van mijn eten.
Pannebroek. Ik heb ’r dan ook heel wat van verkocht — heel wat. Maar
die rooie da’s ’n bedrieger. Z’n eigen paard het laatst van z’n aarpels gevreten en had den volgenden dag een besloten koliek. En zoo ’n oplichter het de klandisie van de protestanten. En van mijn vrouw nemen ze niks. Ze hangen an mekaar as ’n klit. Ik zeg dat wij mannen in de Tweede Kamer motten hebben die an God gelooven. En de anti-revolutionnairen die bennen natuurlijk tegen de revolutie en we motten nou menschen hebben die voor ons eigendom optrejen en die de belasting verminderen.
Blok. Voorzitter — ik kom ’r altijd nog maar op neer dat ’r drie . . .
Pastoor. Tot de orde! Daar hebben we ’t niet over!
Blok. Voorzitter — u heeft Pannebroek laten uitspreken over z’n aardappe Ien nou wil ik . . ,
Smit. Heb je iets te zeggen over den liberalen of den anti-revolutionnairen
• candidaat?
Blok. Nee.
Pastoor. Dan ga je buiten de orde.
Blok. — Wel allemachtig! — En Pannebroek met z’n aarpels!
Pastoor. Pannebroek heeft gesproken over het oeconomisch verband der dingen en ging niet buiten de orde.
Blok. — Dan wou ik zeggen dat de arbeiders gebrek lijden . . .
Pastoor. Dat zijn phrases . . .
Blok (driftig). Geen phrases, mijnheer de pastoor! — Ik ken arbeiders bij namen en toenamen die honger lijden! En noch van den liberalen, noch van den anti-revolutionnairen candidaat . . .
Pastoor. Tot de orde! Het argument dat er arbeiders zijn die wel eens honger hebben, is niet aan de orde! Ook ik weet wat honger is! (hijhikt). Maar wij hebben het nu over twee candïdaten en niet over andere onderwerpen. Voorzitter Smit, ik stel voor tot stemming over te gaan. Zullen wij den anti-revolutionnairen candidaat steunen, ja of nee?
Smit. Ja.
Pannebroek. Natuurlijk.
Pastoor. Dan is dat punt van de agenda en kunnen wij overgaan tot besprekingen