13
Pastoor. Jawel, beste vrind, maar we kunnen niet den heelen avond over dingen spreken waarvoor we niet bijeen zijn gekomen. Mijn tijd is beperkt. Om lialf tien heb ik nog een conferentie. En dus wou ik voorstellen de vergadering' te heropenen om de twéé candidaten van dit district te bespreken.
Smit (zet de koffiekop op het bakje). De vergadering is heropend. Mag ik vragen wie over onze houding het woord wil voeren?
Pastoor. Mijnheer de Voorzitter. In dit kiesdistrict hebben wij helaas geen eigen candidaat, staan wij tusschen de keuze van een conservatieven liberaal en een anti-revolutionnair. Als ik die twee candidaten op populaire wijze vergelijken mag dan zou ik principieel dienen te waarschuwen uwe vingers niet te branden. Want noemen wy den conservatieven liberaal een gloeienden pot, dan kunnen wft' den anti-revolutionnair een gloeienden ketel noemen. En mijns inziens zijn die beiden in het contact even pijnlijk. Evenwel is de gloeiende pot van oudsher onze aartsvijand geweest en stemt de gloeiende ketel in zooverre met ons in dat hij een Gód kent. De gloeiende pot wil uw zonen aan het huisgezin ontrukken om hen in afschuwelijke kazernes te leeren vlóéken én een liederlijk leven te leiden; de gloeiende ketel is kèrkelijk gezind. De gloeiende pot weert God van de scholen. De gloeiende pot weigert een gezant bij den Paus te benoemen. De gloeiende pot zal vandaag of morgen uw kinderen verplichten onderwezen te worden op openbare scholen, waar zy in aanraking komen met kinderen van ketters en joden. Kortom, de gloeiende pot, die het socialisme gebaard heeft mag in geen geval onzen steun hebben. Nu zouden wij, wanneer wij een eigen candidaat hadden, evenmin den gloeienden ketel van het vuur nemen, maar in het onderhavige geval, adviseer ik, adviseer ik -- de beslissing laat ik aan de vergadering over, die geheel vrij in haar handelen is — adviseer ik den anti-revolutionnairen candidaat als onze candidaat te proclameeren, te meer omdat bij de verkiezing in twee andere districten de anti-revolutionnairen ónzen can. didaat beloofd hebben te steunen. Ik herhaal dat het ongeveer hetzelfde is, wanneer men zich brandt aan den pot of aan den ketel, maar men kan de voorzorg gebruiken den ketel met een dikke lap aan te vatten en wanneer wij ons de eigen beginselen als een dikke lap voorstellen dan heb ik er geen bezwaar tegen den gloeienden ketel in de Tweede Kamer te brengen. Dit alles bij wijze van spreken. Hadden wij een eigen candidaat er door gekregen dan zou ik natuurlijk zeggen: stem tegen die lieden — Omnes enim peccaverunt et egent gloria Del — dat wil zeggen: Want zij hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods. Ik heb gezegd. (Een langdurige wijze stilte. Blok zit zijdelings afgekeerd, zwaar-dampend).
Pannebroek. Mijnheer de pastoor . . .
Pastoor. Excuseer — Smit is voorzitter, ik heb uitsluitend eene adviseerende stem.
Pannebroek. Voorzitter Smit — ik ben ’t heelemaal eens met den pastoor. Want kijk nou is hier hoe ’t bij ons in den Raad gaat. Daar zie je telkes de beste baantjes gaan in de handen van protestanten. En die bevoordeelen mekaar. Zoolang de dominee hier woont het-ie bij protestanten gekocht. Z’n groenten en z’n aarpels neemt-ie tegenwoordig van den rooie en wat ’n aarpels. Ik zou ze niet an me varrekes willen geven. Bevroren goed mijnheer de pastoor, goed dat-ie