12
„boterham terwijl de bedelaar op straat, deftiger dan zij, en eerlijk, eene „aalmoes vraagt aan de rijken die zij verwenschon. Als do Heer, dit moede „geworden, hen met een wenk van zijn vinger in den afgrond der eeuwigheid „slingert, laten zij het volk hun grafkelder betalen!
„Het socialisme is canaille.
„Alles drukt dit woord uit. Schurkerij en bloeddorstigheid, lafheid en „schijnheiligheid, bedrog, leugen en kwakzalverij, al het walgende en terug-„stootende van het socialisme” (Bij het lezen heeft hij zich opgewonden smijt de krant op den grond) ... En voor zulke ellendelingen — nog verzacht ik het woord! — durft de secretaris het woord opnemen! Schaam je Blok! En dat is de invloed van je slechte vrienden, waarmee je herhaaldelijk gezien ben! Ik vind bijna geen woorden voor mijn verontwaardiging! Geef me nog een kop koffie Bet!
Blok. Ik weet niet wie dat in de Katholieke Werkman geschreven heeft —, ik ben nog te kort in de beweging —, maar het is onwaar, eenvoudig-weg onwaar! Ik beweer alleen dat Troelstra . . .
Pastoor . . . Wat Troelstra! . . . Troelstra deugt niet èn Yan Kol niet èn Vliegen niet èn . . èn . . èn de heele bende deugt niet! Bet geef die brochure eens!
— Zie zoo. Zie zoo, als ik je nu voorlees wat een éérlijk socialist over
Troelstra en Yan Kol zegt — zul je me dan gelooven? Is ’r een beter bewijs?
Blok. Zoo’n bewijs bestaat niet.
Pastoor . . . (na een stilte) Ken jij Jan Katoen?
Blok. Ja, die is méér dan bekend.
Pastoor. Is dat ’n autoriteit? Is dat een autoriteit?
Blok. (glimlachend) Ja dat is een autoriteit! (tot den Pastoor die aan het bladeren is) Geef u geen moeite. U zou den bijbel niet laten uitleggen door een dronken matroos.
Pastoor. (lezend) bijvoorbeeld . . . bijvoorbeeld . . . Bladzijde veertien: „Tegen personen als Troelstra moet worden gewaarschuwd, zoo goed als tegen ’n schip vol buskruit of ’n dollen liond; hij is even gevaarlijk” — Er is meer, véél meer . . . Bladzijde 20 . . . „De sociaal-democratische staat kan niet komen vóór dat de kleine boeren verdwenen zijn” — Hoor je Pannebroek? Nou weet je dat ’t om de erfenis van je vrouw gaat . . . Val me niet in de rede! Val me niet in de rede. Je hebt argumenten willen hebben: nu hóór je argumenten. . . Die Van Kol die wil naar Indië met vroedvrouwen! Dat lees je op blz. 25! Nu vraag ik je! En die man is atheist, een godloochenaar! En op bladzij 35: „Zóó worden de arbeiders bedrogen!” Verstaat ge, mannen: hier verklaart een socialist: Zoo worden de arbeiders b e d r o g e n! Is dat duidelijk? Is dat eerlijk verklaard? En daarom, voorzitter Smit geef ik den bescheiden raad als we straks weer vergaderen twéé candidaten le bespreken en ons van den derden waardig te onthouden. Ik houd mij natuurlijk geheel neutraal. Ik ben geestelijk adviseur en de vergadering heeft te beslissen. Vox populi vox Del, dat wil zeggen: de stem van het eerlijke katholieke volk is de stem Gods.
Blok. Voorzitter . .
Smit. Ik ben nou geen voorzitter. We zitten hier in politiek.
Blok. Dan wou ik zeggen . . ,