mond hoe langer hoe groter en onhandelbaarder werd, slipte hij de slaapkamer in om te kijken of het zuigelingetje al wakker was. Ze lag met haar oogjes open, keek naar de tulen gordijntjes en de rose strikken, of ze maling aan de hele santepetie had. Ze was trots of ingebeeld, of te stom om voor de duvel te dansen. Want al zei je met de broodprop in je mond nog zo lief: dag zussie, of: dag Lena, ze verdraaide het haar hoofd naar je toe te draaien. Maar een mooie oogjes als ze had - zo groot als bikkels - en een lange zije wimpers, als van de pop in de etalagekast van het klerenmagazijn. Voorzichtig schoof hij een stoel naast de wieg, klom er op en zette zich, om het kale knikkertje beter te kunnen zien, op een van de zijleuningen.
‘Zo, me kleine meid/ praatte hij in de zoete geduldstoon van moeder, en nu er niemand was om het te verbieden, smokkelde hij de prop in zijn knedende hand. ‘Nou kom ik naast je zitten. Zal je lekkertjes slaapies doen? Of zal ik je eerst een vertelseltje vertellen? Er was es een moeder die boodschappen in de stad moest doen, en die moeder had zeven kleine geitjes voor kinderen. Weet je wat een geitje is? Dat benne de witte beesies, die bèbèbèè roepen as ze honger hebben. Pas op voor de wolf, as ik er niet ben, zei de moedergeit, want da’s een smerige dief, die, als hij eenmaal in de kamer is, jullie allemaal met huid en haar op vreet, Hoe vin je ’t Lena? Wat een gemenert, hè? - Toen zei de moeder nog: je houdt de deur op slot, enne, as ik tegen het raam klop, let je sekuur op dat me poten wit benne. Nou dag kindere! As je zoet ben breng ik een zalig-lekkere taart met sjelei van binnen enne torentjes-bossekruid-van-konfituur van buiten, enne flik-kies, enne schuimpies, enne limmenade met een rietje, enne ijswafeitjes voor jullie mee. Fijn, zeien de zeven geitjes, enne ze deden de pinnen op het raam enne lieten de jaloezieën zakken om niks te zien, enne ze dansten in een kringetje, omdat ze zo schrikkelijk veel hielden van moeder, enne van taart met sjelei' enne van limmenade met een rietje, enne van ijscowafeltjes...’
Magdalena, die haar paarse duimpje te pakken 'had, smakte met haar zuiglipjes een uur in het rond, en omdat haar ouwemannetj eshoofdje in het hoofdkussenkuiltje
63