droogie maar krijgen.’ Wanneer de ketel in het keukentje niet met krakend geplas en met het trillend gebibber van een kommetje leut in de handen van een beverige oude man, overgestoomd was, en de deksel niet vinnig had staan te kankeren, zou buurvrouw er niet aan gedacht hebben, als hoofdgetuige bij zo’n belangrijk geval van een beleend horloge te verdwijnen. Nou moest ze wel. Tot haar spijt. En fatsoenshalve kon ze de deur niet aan laten staan om te luistervinken, omdat de zuigeling op de tocht lag.
‘Hier,’ snauwde ze nog enkel, de man het gevonden lommerdbriefje, numero 2606, dat ze van de sprei afgriste, in de hand stoppend: ‘Ik zou door de grond zinken.’
‘Wil je wel es dadelijk ophouwen met je natte ogen, terwijl je het kind de borst geeft,’ zei de electriciën kleintjes, ‘dat is vergif voor je kleine meid. Je voert je dochter chagrijn met pap- en eetlepels.’
‘Geef mij dat briefje van de bank van lening weerom,’ glimlachte moeder, alweer dunnetjes haar vrije hand uitstekend, ‘dan berg ik het op. En neem jij zolang mijn horloge. Want jij moet weten hoe laat het is.’
‘Nee,’ zei vader. ‘Wat moet ik met een dameshorloge?’ Maar toch zo gehoorzaam als het hondje van de kruidenier, die alles apporteerde wat zijn baas van hem wilde, stopte hij haar het papiertje in de hand.
‘Je hebt me door mijn dochter een groot plezier gedaan,’ zei moeder, met haar ene arm om het kind en haar andere op het lommerdbriefje, ‘maar me d&t... Ik verwijt je niks, schat. Ik vind het alleen ellendig, dat ons dat net nou overkomt.’
‘Er overkomt ons niks,’ gromde vader. ‘Eer er een week verder is, verdien ik me brood dubbel en dwars, en het kan me niks schelen of mijn horloge op mijn buik tikt of op die van ome Jan. Zeg an je moeder, mannetje, dat ze binnen drie tellen lacht.’
‘Laat zij dan eerst ophouwen met in moeder te bijten,’ zei het ventje, dat al maar door naar het schandaal van een zusje had staan kijken.
Toen lachten moeder en vader heel hardop en vader zo erg, dat de buurvrouw op slag haar parkieteneus door de deurkier stak om zich ervan te overtuigen hoever de ruzie gevorderd was. Nee, bij God, dat stelletje bovenburen deugde
48