Droomkoninkje

Titel
Droomkoninkje

Jaar
1924

Druk
1983

Overig
9ed 1983

Pagina's
258



‘Ja juffrouw.’

‘Wel verdorie!’ vlamde ze op en mét kroop ze op handen en knieën, als een tweede poes, over het keukenvloertje, om af te loeren wat de kater onder de tafel deed: ‘Wat benne dat voor gniepige streken, sallemanderse aap, om het op de grond te smijten! Jij liegt net zo hard as je vader!’

En in haar woede, dat ze haar baarsie zo keurig met hem gedeeld had en dat hij zijn helft op de grond had gekeild, gaf ze hem een draai om zijn oren.

Bleek en beteuterd, het was de eerste klap van zijn beetje leven - dat van zijn vader was geen klap geweest - staarde het kind haar aan. Of hij in een vreemd huis verdwaald was, sukkelde hij de trap naar het zoldertje op, vergat in zijn verbouwereerdheid het luik neer te laten, kroop op de stoel bij de prentenboeken en dacht met de eerste haat van zijn kleine ziel, wat hij haar later zou doen, als hij groot was geworden, die stiefmoeder van Sneeuwwitje, die heks van Hans en Grietje, die verklede, vraatzuchtige, valse spin, die baarsjes met een smerige lap om haar duim in tweeën spalkte, en dan wou dat je het lustte.

‘Mauw! Mauw!’ zei de kater, ineens op de tafel springend. Hij spon en kromde zijn rug en knipperde met rare oogspleetjes of hij ze in zijn blikkerend kopergroen wou verstoppen en met zijn komieke aaltj estong, die hij kon opkronkelen als een klosje sajet, likte hij zijn stekeltjes snorbaard na, of hij wilde zeggen: dat eindje baarsies-staart van jou was verroest fijn — je moet er niet mee onder tafel smijten — je ken voor mij al de baarsies van de wereld in boterolie braaien en ze met honderd stukkende duimen in tweeën knappen. Ik vreet tot me buik over de grond sleept en dan bik ik nog een trein leeg tot de graten door me bast heensteken.

‘Kom je bij mijn op visite, Kees?’ vroeg het kind de fluwelen rug dodelijk voorzichtig strelend - èn niet tegen de draad in want dan vlogen er vonken uit, had vader gewaarschuwd. ‘Rrrrrrr - Rrrr’ spon het dier en even belikte hij met zijn wratj estong, maar ook net de kleine nootmuskaatrasp uit het keukentje, de schichtig terugwijkende hand van de jongen. ‘Rrrrrr.’

‘Ach jij, lieve, lieve Keesebees,’ klaagde het ventje. ‘Wat vind ik het vreselijk dat vader uit is gegaan, dat moeder

43

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.