7
Maandag, na de koffie, had de gouwe brildokter de kraamvrouw met leuteputtige Magdalena - zo heette je grootmoeder, had vader gezegd; of dat nou een reden was een klein kind haar naam te bederven - nog eens bezocht en omdat twee vliegen in een klap gingen, had hij meteen met een blinkend broodmes, zo scherp, zo gemeenscherp als de messen van de barbier, die ook aan huis was te ontbieden om eksterogen van jaren her weg te nemen, de zwerende duim van buurvrouw van beneden gesneden. Als ik effe later gejaapt had, zee de dokter, was het door je bloed geslagen, had je de baarsjes, die je man bij de Wetering verschalkt het niet meer kunnen braaien, je klieren zagen al blauw. Dweilen en boenen kon ze niet met het verband om haar vingers en vaten spoelen amper, maar de juffrouw van boven, die haar behoeftes had, helemaal in de steek te laten, terwijl die haar man naar de fabriek was, het jongetje met zijn schrompelvoet in staat het huis in brand te steken of de geleende kater vergif te voeren, deed ze nooit en nimmer. Toen begon ze in het keukentje ineens met venijnoogjes van ik-heb-het-in-de-spie-zen, en met een stem, die ketelsteen bikte, verzadigd te vragen of buurman zo’n lange schafttijd had, en wat hij verdorie aan het dak hadi vertimmerd dat de schipper en zij de halve nacht hadden leggen luisteren naar het gebalk en gesuis in de schoorsteen, of er een misthoorn in de buurt was. ‘Mannetje,’ zei vader, ‘laat me effe met buurvrouw alleen.’ Gehoorzaam hinkte hij de trap op, wachtte op de bovenste tree. Dan, omdat er achter de keukendeur een geweld van ingehouden ruziestemmen, of de overbuurman-met-de-zijden-gordijnen dronken thuiskwam en zijn vrouw hem met de mattenklopper opwachtte, losknetterde, sloop hij angstig, dat zij vader wat zou doen, tree voor tree omlaag. Gos, hoe dorst ze! Moeder sprak nooit een hard woord. Die keek vader enkel lief aan. Die vond alles goed. En nou... ‘Hou je stomme snater!’ zei vader, en zijn vuist bedreunde de keukentafel. ‘Moet me vrouw je horen?’
‘En dan zei ze! Dan zei ze!’ keef de schippersvrouw, zich voor haar doen inspannend om er de straat niet in te betrekken: ‘Ik zou me voor God en de wereld schamen! Je
40