‘Ja vader - ik zal haar zeggen...’
‘Nee, jij zegt niks. Je bent zo stil als een muisje. En als vader een nieuwe betrekking zoekt en moeder vraagt of ik er ben, dan zeg’je enkel; vader is naar de fabriek.’
‘Ja vader fijn! Maar als je dan thuis ben en ze hoort je?’ ‘Dat kan niet, jongen - ik zal op mijn kousen lopen en dan kom ik boven bij jou op zolder en dan zal ik je dingen laten horen, zo prachtig, als je nog nooit heb gehoord. Zal je moeder geen verdriet doen? Zal je niet babbelen?’ ‘Nee vader,’ zei het kind stellig, maar in zijn ogen was een zo brandende vreugde om het weten van vader thuis, dat als moeder nou binnengekomen was, ze het op slag had gemerkt.
‘Vrouw,’ jokte vader een kwartier later, terwijl hij Koert op zijn armen hield om goedenacht te wensen, ‘morgen heb ik vrijaf en overmorgen is het zondag.’
‘Goddank!’ zuchtte moeder. ‘Dat maakt me ineens weer beter. Als jij bij ons bent kan me niks gebeuren. Wat zalig, niet enkel vreemden bij me bed.’ Ze hield vaders vrije hand vast, keek hem aan met ogen of hij iets heel erg lekkers, konfijtedalen of engels zuur, waarop ze dol was, voor haar had meegebracht. En ze zei ook: ‘Zal je de voetjes van me schattejongen, als het niet te moeilijk voor je is, een beurt geven, want dat heb ik verleden week overgeslagen en daar lag ik over te piekeren, man.’ En toen wou ze het meisje met de kale knikker bij zich in bed, want ze was koortsvrij, zei ze. En toen hielp vader met de luiers om het kind haar spillebeentjes en stak de spelden in zijn mond, wat zo gevaarlijk was als graten van een snoek of een baars, als die in je huig kwamen te zitten - en toen zette het nakende schaap een keel op als de biggetjes die uit het beurtschip op Ouwerkerk werden geladen - en ze spartelde of ze vader wou trappen - maar ze had geen vleesklomp je aan haar kleine pootjes.
‘Geef nou Magdalena een kusje, schattej ongen,’ zei moeder.
‘Hoe heet ze?’ vroeg hij met niks geen lust om het wurm aan te halen.
‘Magdalena.’
‘Jakkes, wat een verzinsel! Waar haal je dat vandaan -ken ik nooit onthouden,’ zei hij stroef.
*9