Droomkoninkje

Titel
Droomkoninkje

Jaar
1924

Druk
1983

Overig
9ed 1983

Pagina's
258



als de grote man naast het bed het soms kon en ze overkoesterde het kereltje in zijn hansop met een genegenheids-woordjes, een vertroetelnaampjes, dat ze er de tranen van in haar ogen kreeg.

‘Zou je moeder niet feliciteren?’ zei vader.

‘Moeder, ik feliciteer je,’ praatte Koert na, maar er was in de klank van zijn stem iets verdords, onwezenlijks, of hij in de huiskamer tegenover vreemden stond en vader hem dwong een verkild handje te geven en dag meneer of juffrouw te mummelen. Hij had net zo goed iets heel anders kunnen zeggen. Zijn ogen waren bij de vreemde voorwerpen in de slaapkamer en bij de wieg. Hij zag de apothekers-flesjes en de wieg. De thermometer en de wieg. De spoelkom met de sponsjes en de wieg. De ogen en de glimlach van moeder en de wieg. Door en boven alles heen, naast en om ieder woord, stond het huifje van de wieg, het ovale kussentje, de uitgestoken sprei, met het monsterhoofdje, het gele melkboereknikkertje bij de koperen vaten van de melk-kar. Om alle kinderschatten van de wereld had hij op dat ogenblik niet kunnen vragen - wat hij anders eindeloos hardnekkig deed — hou jij nog een snippie van me? Hij was niet afgunstig en dacht niet aan het lelijke zuigelin-getje - hij stond in een kamer die hij niet kende, bij een bed dat hij nog nooit gezien had, naast een vrouw die naar medicijnen rook en zijn moeder niet was, en er gaapte een kleine troonhemel van wit en rose linten, met een raar kind, dat hij niet had kunnen aanraken.

‘Zeg moeder goeiendag, zei vader, die schik in zijn bleuheid had. ‘Morgen mag je misschien langer blijven.’ ‘Dag moeder!’

‘Krijg ik geen pakkerd, mijn schattekind?’

‘Ja moeder.’

Maar hij kuste op dezelfde manier als hij gesproken had. Zijn lippen gleden haar wang voorbij, raakten haar nauwelijks aan, verstolden als in het gewoonheidsgebaar van een uitgeleefd huwelijk. En omdat er ook kussen zijn die pijn doen, als lippen liegen, kreeg moeder opnieuw heel erg vochtige ogen.

‘Wat heeft dat kind,’ klaagde ze, moeilijk in het kussen terugleunend. ‘Hij praat en doet zo vreemd. Ik vind je niks aardig Koert.’ De grote, blauwe jongensogen keken


17

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.