een kip kapot had gemaakt en als een stoomfluit gilde toen de dakpan over de gootrand gleed.
‘Vader,’ zei hij smekend en in erger beteutering dan Duime-Kjntje toen de zoon van de kikker haar op het plompeblad een zoen wou geven omdat hij zoveel van haar hield, ‘mag ik niet effetjes, effetjes-maar me nieuwe zussie zien? Ik zal me lippen vast op mekaar houden, zolang we binnen bennen! Toe effetjes,..’
‘Goed dan,’ knikte vader overwonnen. ‘Maar dan weer in je kooi en geen geluidje, mannetje, of vader krijgt zülke grote ogen van verdriet, dat je er met paard en wagen in kan keren!’
Meteen nam hij het kind op zijn arm, en nu zelf zijn schoenen uitwippend, liep hij op zijn gestopte kousen de kraamkamer in. Er was daar die vroegmorgen geen zon achter de neergelaten gordijnen. Moeder lag als altijd in het vre-selijk-grote bed, waarvan de jongen alle heerlijke hoeken, alle mollige plekken, alle bulten kende - zuster lag in de kleine wieg met de tulen omkleding. En toen vaders voor-zichtig-tastende hand een kier had geplooid, werd onder het schemerig tentedakje, boven de spreirand, een rood-rimpelig bolletje zichtbaar, kaal als van de melkboer, die ’s morgens zijn dikke duim in de pint stak en twee smak-kendzuigende lipjes bezogen een paarserig handkluifje.
‘Is ze dat?’ fluister-vroeg Koert, zwaar teleurgesteld. Was dat lelijke spook het Sneeuwwitprinsesje of het rosé Dui-melijntje, zoals hij het in duizend-en-een droomuren in zijn boeken gezien had?
‘Suscht!’ maande vader. ‘Ja, dat is ze.’ En in grotemans-trots voegde hij er aan toe: ‘Zeven pond en een ons - een pond meer as jij.’
‘O!’ zei het jochie, angstig. Hij had er al genoeg van. ‘Doe het gordijn maar weer dicht,’ fluisterde hij in vaders oor. ‘Het is schandalig - zónder haar!’
‘Suscht!’ zei vader. ‘Maak moeder niet wakker.’
‘Ik lig wakker,’ klonk de liefste stem uit het grote bed. ‘Laat hem even bij me komen.’
En omdat ze door haar trage vermoeidheid heen de bezorgdheid voor haar jongen, die jaloers moest wezen, als een hinderlijk ding-van-dreiging, dat ze niet van zich af kon zetten, voelde, pakte ze hem onstuimig, haast zo hardhandig
16