Droomkoninkje

Titel
Droomkoninkje

Jaar
1924

Druk
1983

Overig
9ed 1983

Pagina's
258



paneel een stemmetje, een heusecht stemmetje, een stemmetje dat niks zei, geen woorden die je verstond, geen klanken die je begreep, een opstandig, boos klaagstemmetje, of ze niet wou dat hij in zijn hemmetje en zijn ongewassen snuit zo maar binnenkwam. Met trillende lippen - of hij mee zou gaan huilen - was hij, met zijn wang tegen de gestukadoorde wand, blijven luisteren, tot de benedenbuurvrouw, die de huissleutel gekregen had, de trap opkwam en, hem zei: ‘Nee, Koert, jongetje, moeder ken je nou niet hebben! En je mag niet zo vroeg door het huis spoken! Kruip maar weer gauw onder de wol tot vader bij je komt.’ Weg was hij geweest, bezeten van schuwheid bij de streling van de ruwe arbeids-hand, die voor een paar weken, in het tuintje beneden, een kip de nek had omgedraaid, toen buurvrouw vijfentwintig jaar getrouwd was en ze tot laat in de nacht zo gesmulpaapt en geschranst hadden, dat vader midden in zijn slaap een heel gemeen woord, ‘gedome’ gezegd had.

In zijn bedje terug, onder het dek, het lekkerveilige dat hem als een donzig grot je omspon, hoorde hij het verre klaagstemmetje nog. Waarom huilde dat kind nou, terwijl zij bij moeder in de kamer mocht blijven en hij voor het allereerst van zijn leven niet binnen mocht? Waarom deed de nieuwe ‘zuster’ dadelijk zo naar en vervelend? Het begon goed hoor, met allemaal geknies, net als het mens-van-beneden, dat hele dagen gezeurd had over de dakpan die naast de wastobbe gekeild was en, een merakel-voor-God, nog geen haarbreedte van haar hoofd neer was gesmakt. - Maar dan in de weer aanluwende stilte van het huisje, meegenomen door de zoete uitstraling van de vlammende gebeurtenis, gespannen van zenuwtinteling als toen hij met vader voor zaken mee in een trein mocht, of toen ze een dag met zijn drieën aan zee geweest waren, en vader pootje gebaad had - hij mocht niet om zijn horrelvoet, die er naakt zo komiek uitzag - meegenomen door het vreugde-gezoem van je-wist-niet-waarvoor, maar er was iets fijns, begon hij het ouwe spelletje van hardop praten met vrienden uit de buurt. Er was niks zaligers dan zo in je eentje. Het gele lancaster broeide in het zonnelicht. De klimopbladeren wierpen er hun schaduwhartjes, schaduwlovers, schaduwkabouters op, en daartussen bekloven spreeuwen en mussen met snavels van heb-ik-jou-daar hun opbuilen


15

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.