Droomkoninkje

Titel
Droomkoninkje

Jaar
1924

Druk
1983

Overig
9ed 1983

Pagina's
258



de hij en zijn adem snoof van plezier en van inspanning: ‘Ik doe je ommers niks. Ik kijk je enkel maar aan. Ken ik het hellepen, dat jullie moeder aan de haal gaat? Nee, hoor, dan is de mijne anders. Die is laatst met een broodmes in haar hand, midden in de nacht, toen me vader op de fabriek most blijven, opgestaan, om dieven en boeven achterna te zetten. Jij hebt zeker wat op je geweten, dat je zo bang bent, hè? Een, twee, drie, vier, vijf. De bakker sloeg zijn wijf. Vijf jongens en meissies. En jij bent natuurlijk de oudste? Hoe heet je? Peerie? En jij? Meerie? En jij? Ben jij nog zo klein dat je je naam niet kan zeggen? Ik heet Koert en ik woon achter jullie. Lusten jullie vogeltjeszaad? Nou! Ken je niet fatsoenlijk met twee woorden spreken? Of lust je liever een stukkie ei en een blaadje sla als Piet benejen in de kooi? Ja, als je allemaal door mekaar kletst! Zal je je mond houen, Peerie? Wil je koest zijn, Meerie en jij Hendrik! Moet ik je moeder roepen? Moet jij niet bij je vijf schaapies van kinderen wezen, jij grote dikkerd?’ Met zijn handen graasde hij tegen de stene helling op, om de heen en weer fladderende moeder te bereiken, maar een pan het los, bolderde omlaag, over de dakgoot heen, barstte als een bom op de kleine binnenplaats waar de benedenbuurvrouw aan de wastobbe stond te schrobben. Er klonk een gil als een stoomfluit en een geroffel over de traptreden van het bovenhuisje, of er matrozen met een korvijnagel gewekt worden. Moeder - die van hem was - snikte onder de dakpannen, tegen de kleine werkbank geleund - vader, toevallig thuis, met ruzie van de fabriek teruggekeerd, stak zijn hoofd door het gat van het tuimelraam, kon eerst niets zeggen door het zenuwge-klem van zijn kaken, gleed toen zelf in de goot, greep hem voorzichtig, tilde het tengere lijfje omhoog, liet hem in het knutselkamertje zakken. Daar kreeg hij voor het eerst, in een hese driftopwelling van de man, een paar suizende klappen om de oren en van moeder kussen, nog eens kussen.

Ze hadden hem allebei, ieder op een andere manier, in hartstochtelijke liefde omhelsd. Een moeder deed het zo, een vader zó. Pijn deed het geen van tweeën. Alleen begreep hij niet wat hij misdaan had, en waarom vaders hand zo vreemd en toch zo lief was geweest.

‘Als er nou géén broertje of zusje komt, grote bandiet!’ gromde ‘Drie’, terwijl hij met zekere handen een hangslot


11

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.