de wolken gesmeerd. Nu stootte hij zijn bol tegen de witkalk, een keer, twee keer, drie keer, of hij klopte om doorgelaten te worden en het touwtje met het oogje schobberdebonkte, als de losgelaten lijn van een vlaggemast. Moeder, die vaders werkpak had gevouwen en op een stoel bij het raam geborgen met zijn toffels eronder - of hij zo naar karwei moest, lag nu een ogenblik languit op het grote bed. Maar slapen deed ze niet. Ze bewoog haar lippen of ze met iemand heel zachtjes, wat een ander niet mocht horen, praatte en haar vingers speelden met een snoer balletjes, die ze zeker zelf geregen had en die ze nu een voor een telde, of er geen verloren gegaan was. Het was zo toch wel piekfijn. De zon lag met wiegende lichtschijntjes achter de jaloezieën en langs de spiegelrand kolkte een gevlam van blauw, groen, rood en paars, dat in je ogen bleef hangen als je er langer dan vijf tellen naar keek. Door de zucht van het raam bewogen, schuierde de ballon langs het plafond of hij nergens een gaatje vond, om naar buiten te komen. Op straat hoorde je haast niks. Als Magdaleentje niet zo op haar duim gelurkt had, dat je het smakken een uur in de verte kon horen, had je kunnen denken dat het nacht was, als je je hand voor je ogen schoof. Nu sliep moeder stellig. Haar lippen hadden geen trillinkje meer - haar vingers kromden zonder een enkele trekking om het snoer met de balletjes. Verliefd op de splinternieuwe blikken harmonika, blies hij door een lippentuit} e zo spits als van een veldmuisje in een der gaatjes en bang moeder te wekken, zoog en slurpte hij zo voorzichtig dat de muziek - zijn muziek - het glijden van zijn tastende lipjes langs de vierkante gleufjes - op haar tenen door de kamer trippelde. Gos, gos - haast had hij moeder geroepen, maar ze deden niemand kwaad - gossiemijne, nu vloog een koolwitje door de onderste jaloeziespleet naar binnen. Je zag de twee zwarte, ronde vlekjes op de voorste vleugels en de twee witte vlechtjes op haar kop. Mis poes! Eerst ging ze boven kijken, klep-klep, wat er voor een grote, rooie blom aan het plafond hing, toen wilde de stommerd door de spiegel weer weg en liep ze tegen haar eigen poten op. Toen wilde ze zich met haar zuiger aflikken en zat ze te wriemelen met haar echte poten in de spiegelpoten verward, toen, net zo driftig als Magdaleentje als zij haar duim niet kon vinden, nam ze met haar vlerkjes aanloopjes om toch door het
124