kens weer haar neus snoot en dan toch van voren in de glimmende lachspiegel, bespied werd. Het ergste was, dat ze met hun drieën bleven scharrelen en wachten tot de vrouw, van de electriciën, die popelde om naar de kinderen over te steken, haar fles melk en het enkele ei met raarbeverige telgebaartjes, uit de klevende palm van haar hand, betaald had. Slapjes, houdingloos, het door de vier buren nageloerd worden aanvoelènd, stapte moeder de zon-nebaan van het kéistraatje door. Als ze in plezieriger conditie geweest was, zou ze gelachen hebben, om het wieglend gekonkel der hoofden en lichamen in het melksalon, waar in de koperen spiegels der kannen, vier lilliputters, een lil-liputtermelkboertj e met een rooie kroeskop en drie lilliput-terwijfjes, waarvan één met een gezwollen, grote teen, over het lef van de vrouw van een inbreker, om op klaarlichte dag te gaan winkelen, terwijl haar man pas gepiept was, en er nog geen twee uur geleden huiszoeking bij haar gedaan was, bleven doorhannesen. En waarachtig: ze liet het niet alleen bij brood en melk - dat had je nog door de vingers kunnen zien - ze sukkelde parmantig verder naar de bazar en toen ze daar uitkwam, liep het door de wol geverfde schepsel met een grote ballon aan haar ringvinger, een ballon van minstens een kwartje, öf ze wilde zeggen: ‘Maling an de hele buurt en jullie kenne me allemaal wat doenP - ‘Die groeien voor de galg op, hij, zij en de kinderen,* zei de barbiersvrouw, die voor de hartigheid een van haar plakjes zoetemelkse langs de korstrand stond af te knabbelen, öf ze een nagel bebeet en ook de juffrouw van de bakker, die nu in haar deuropening de slieren van haar haar met vingerlange spelden in haar door het hete weer weerbarstige knot vastpiekte, knikte of ze ook van haar kant wilde zeggen: ik ben er paf van.
Bezweet, lijkwit, met rode ogen, stapte moeder dadelijk de slaapkamer in om te kijken of hij heus in zijn ledikantje gebleven was. Goddank. Met een vinger in zijn mond lag hij waratje te slapen. Luisterend naar haar voetstappen - of ze gauw weerom kwam - of ze hem niet, jaet als vader, voor de gek hield, was hij ingedommeld. Zachtjes bond ze de ballon bij het hoofdeind vast en toen ze uit het keukentje met zijn boterhammen, zijn ei en het glas warme melk terugkwam, sliep hij nog zo lekker, dat ze hem niet durfde
122