op de rand van het ledikant) e en het dottehandje, dat haar had willen verdedigen, als een klein kiekentje in het nest van haar vingers beschuttend, zei ze enkel: ‘Ze denken dat jouw vader... maar wij weten wel beter, wat? - ‘En óf P zei hij, met zijn klare ogen, het raam dat nog nooit zo fel belicht was geweest, bedromend.
18
Toen moeder buitenkwam, liep ze met ogen zo zwemmend in tremen, zo gloeiend en troebel, dat ze van de stoeprand afstruikelde en haast onder een kar was geraakt. Of ze wilde of niet, ze móest er uit, ze móest de kinderen nóg eens alleen laten, om kleine inkopen te doen - voor de twééde keer wachten tot de avond, kon nu niet meer, omdat er geen kruimel in huis was. Even, met een zelfoverwinning, die haar schichtig naar de uitgeschulpte gordijnen deed kijken, had ze bij de benedenbuurvrouw aangescheld - of die twee sekonden op de kleuters wilde letten - maar de schipper, die ’s avonds stichtelijke dingen moest voorlezen en ’s morgens met de matteklopper kreeg, als er door de hitte in het woninkje, of door zijn gemors met peukjes tabak, een te gemelijke stemming in de wasloods gegroeid was, scheen nu van zijn kant met hardhandig gebaar wat zeer stelligs te beweren — de ruziestemmen zaten elkaar als nijdiggrommende honden achterna - en onder zulke onvoordelige voorwaarden nóg eens aan te schellen, dorst ze niet. Gejaagd terug in het huis, had ze weer gesmeekt: ‘Blijf je nu heus twee minuten in bed, tot ik brood en melk gehaald heb?’ t* en omdat hij kinderlijk lief geantwoord had: ‘Als je maar niet zo lang als vader uitblijft!’ was ze er in de kokende branding van het straatje, vandoor gehold, zo dicht mogelijk tegen de schaduwgeuling aan, om geen bekenden tegen te komen. Bij de juffrouw van de bakker, die net bezig was haeir haar op te steken, en die zo langzaam als het maar kon, het waterbrood met de twee krente-mikken voor Koertje, met een stuk papier, dat niet sluiten wilde, omwikkelde, begon het al dadelijk: ‘Allemachtigste, juffrouw, was is er met tiw mem? Hebben ze die?’ En omdat de bakkers vrouw het zo verschrikkelijk begaan zei en