Droomkoninkje

Titel
Droomkoninkje

Jaar
1924

Druk
1983

Overig
9ed 1983

Pagina's
258



anders mag ik niet met u praten. Toen kwam de ijsco binnen, tingelingeling, en hebben we allemaal ijswafels gekregen, ieder twee en een van de engeltjes was zo godsliederlijk gulzig, moeder, dat hij niet eens een lepeltje gebruikte, maar zijn tiengebojen zat af te likken en toen nog een halve ijswafel van een enegl naast an gapte. Ken je hier je schorum-poten ook al niet thuis houwen, zee het mens van benee, die de schone was kwam brengen enne ook een ijswafel kreeg. Toen zee de meeuw, nou wij verdraaien het langer te blauwbekken, wij gaan weerom. Enne toen ben ik weer op de zonneladder geklauterd, en hoefden ze niet eens te trekken, want we gleden vanzelf met de slee terug. As d’r maar geen ongelukken van komme, zee de grote meeuw; jij heb je zo volgelajen met krentebollen en roomhoorns, dat ik me hart vasthou en me een beroerte moet remmen! Dat is verdorie geen karwei! Ik krijg blaren an me zwemvliezen. Verroest, zee ik, want ik zag niks as vonken en niks as sterren, die van de hemel vielen, enne toen riep de meeuw: ik hou hem niet meer, ik ben me fut kwijt en toen zett? de slee nog meer vaart, enne toen riep jij voor het keukenraam: pas op, je valt! En je gilde zo vreselijk, enne toen keilde ik in me bed, maar jij gilde écht, omdat je bang voor een hond was, hahaha!’

Moeder had hem zijn gang laten gaan omdat ze met haar ogen dicht en gefolterd door gedachten aan haar man, met de zuigeling in haar armen, zat te tobben. De schelle stem van de jongen, die zich kwiek en tierig voelde, die voor het eerst koortsvrij was wakker geworden, watelde en rammelde om het moeilijk gestrompel van haar gedachten. Ze zou niet hebben kunnen zeggen wat hij beweerde, waarover hij het had gehad, zoals ze in zenuwluistering de geluiden van het straatje, een anderslijkend blaffen, een ontwricht voetgeschuifel, het klinken van een stem die geen stem kon wezen, beloerde. Hij had het verhaal van zijn kinderdroom, zoals hij het van het klauteren langs de zonnestraal onthouden had, gedaan - zij, in geprikkelde afwachting, had telkens weer in de kleine ruimte van haar ziel rondgetast en gesmeekt: ‘Laat hem nou komen, lieve God!’ Ze voelde dat er iets wanhopigs gebeurd moest zijn, en toen er plots een rijtuig voor de deur stil hield en er gescheld werd, schrok ze niet eens meer, omdat ze in de schrille span

115

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.