nestraal merakel warm was — enne toen ben ik fijn languit gaan leggen, met een eind talhout tegen me voeten, net as bij de bierkar, as de knollen d’r gemak niet kenne houwen en de wielen een steuntje moeten hebben - luister je niet?’ ‘Zeker,* zei ze zacht - afgeleid door een geluid bij de deur. ‘Nou, enne toen kwam er een meeuw uit de gracht op me toe, enne die zei: wat moet jij hier, smakker? Toen zee ik: die het zegt. Toen zee hij - dat is gebeurd, moeder! - mag jij zo ver van huis weglopen? Ik zal het an je vader en moeder vertellen! - Toen zee ik: as jij klets klets ik ook. Toen zee hij: zal ik je een eindje na boven trekken? As ik mag sturen, zee ik. Toen heb ik hem een gebit door zijn bek gehaald en een zweep gekocht, enne toen heb hij er nog twee van zijn grote broers bij gehaald, enne toen hebben ze me met zijn drieën gesjeesd, dat ik me asem haast kwijt was -zo’n vaart hadend we - enne toen kwamen we bij een deur met een brievenbus — met een bordje: aan de deur wordt niet gekocht — met een koperen bel, die pas gepoetst was en waarin je niet kijken kon van het licht — toen zee de eerste meeuw: zal ik is fopschellen, Koert? - As die maar niet aan je vingers blijft kleven, voorzichtigjes an, zee ik - Enne toen ging de deur open, zee de portier: hij mag binnen as hij zijn blote voeten veegt, maar vogels doen vuil en die moeten buiten wachten - Toen ben ik uitgestapt op een tapijt zo lekker dik, enne over een loper zo wit als sneeuw, enne toen kwam er een engel - een met vleugels as Peerie en Meerie — enne die zee: wat wil je eten en drinken? Je mag zoveel as je lust. Je heb het voor het zeggen, want er is van alles, roomhoorns, allerhanden, zuurtjes, reepjes sjokola, limonade, drop, zoethout. Toen zee ik: een kop sjokola, asjeblieft, met room en beschuitjes. Toen hebben ze de tafel gedekt met een nieuw tafelkleed uit de kast, enne hoopjes borden en koppen en eierdopjes, enne toen hebben we met zijn allen, de engeltjes van me hoofdeind, van me voeteneind, twee an me linker, twee an me rechter, allemaal met duive-veren, geschranst, dat we met onze buikjes tegen de tafel aandrukten. Een had zich zo volgepropt dat hij haast stikte en niet eens meer kon vliegen. Toen zee ik tegen het engeltje naast me: is dat nou de hemel van de buurvrouw van beneden, het kreng dat zo’n heibel aan de deur voor een paar cente gemaakt heb? Toen zee hij eet uw mond leeg,
114