Droomkoninkje

Titel
Droomkoninkje

Jaar
1924

Druk
1983

Overig
9ed 1983

Pagina's
258



‘Dat komt er van, steekhannes met je bram!’ redeneerde hij met het wijsvingertje tegen het glas tikkend. ‘Nou grien je, maar het is je eigen schuld. Niemand heb je gezeid hier binnen te komen. Je weet, verdorie, heel goed, dat het niet mag. Waarom ben je dan zo stom? Nou zal jouw moeder je overal zoeken, en tranen met tuiten huilen, as ze je niet vindt. Wat zeg je? Heb je geen moeder meer? Geen vader ook? Kom je uit het weeshuis? Lollig zal de weesvader het vinden, dat je zo verroest slecht oppast! Ach, kies nietl Je moet er nog bij liegen! Ik zie het an je rare knikkerogen, dat je geen cent deugt. Wat brom je nou? Daar trekken we ons niks van an, versta je? Je lijkt verdorie op de turfschipper van beneden, die ’s nachts zo snurkt, dat de koppies op de schoteltjes staan te dansen. As je goed oppast en belooft het nooit meer te doen, zal me moeder je strakkies weer loslaten. Maar as je niet luistert, en me zusje of mijn, of me vader wil steken, zal je d’r bekaaid afkomen, gouwe doodvreter.’

Moeder, kleintjes en bleek, in het keukenkombuisje, had de koude aardappels in schijfjes gejaapt, keerde ze telkens weer in het kwaadsprekend, vinnigpruttelende pannetje. Goddank dat er voor het schaap nog een ei was, en, o, lieve Heer, as Koert nou maar zeker met de laatste trein uit Heerlen terugkwam en een eind aan de smerige vermoedens van die mensen maakte. Ze kon hem niet gaan afhalen. Nooit Het ze de kinderen meer alleen. Daar was ze genoeg voor gestraft. En ze moest over een paar uur wat gaan inslaan, want natuurlijk zou hij belust zijn van de lange zit in een spoorwagen bij die hitte. - Morgen was het kind jarig, zeven jaar.

Waar ze het vandaan moest slepen - een kleinigheid op zijn ziekbed moest er wezen. Het zou anders net nu de éérste viering zonder een cadeautje, zonder een speelgoeddingetje of een boek met verhalen wezen. Toen in een plots-be-sluipend gevoel van verlamming - ineens werd ze te moe om te blijven staan - kwakte ze in een stoel, en met het brandend hoofd tegen het vochtig keukenmuurtje, de nagels in haar vlees persend, om haar gedachten tot dat ding van verlossing te concentreren, om de barmhartige God niet aan te roepen, met een gezwerm van saterende kwelduivel-tjes — het beestachtige van de overzij brandkast - de centen

108

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.