Droomkoninkje

Titel
Droomkoninkje

Jaar
1924

Druk
1983

Overig
9ed 1983

Pagina's
258



‘Is hij gisteravond nog uit geweest?’ vijandigde de stem. ‘Nee, gisteravond niet en vannacht niet - vanmorgen vroeg is hij na het station...’

‘Is het waar?’ vroeg toen de andere, die het zakje sigaren bekeek, ‘dat u van de woning af moet? Dat zegt de juffrouw van beneden, die hier gebakerd heeft.’

‘Dat liegt ze!’ viel moeder fel uit. ‘De huur is gisteren betaald, met de kosten erbij!’

‘Hoe kwam u dan?’ vroeg de eerste weer, ‘als ik te veel vraag moet je maar denken, dat ik altijd nieuwsgierig ben, - hoe kwam u dan aan de centen, als je man zonder betrekking is...?’

‘Van me zuster in Heerlen.’

‘Zozo,’ meende de man, de muis van het bed opnemend. Voorzichtig wond hij de veer een eindje op, Het het radje los, en in de stilte klonk het rrrrrrr en het gepiep van het diertje. Toen zei hij nog enkel: ‘We hebben maar één soort vingerafdrukken gevonden en beroepsinbrekers zijn het stellig niet geweest. Enfin, mogen we verder kijken?’

Met moeder Hepen ze het huiskamertje in en de trap op naar het zoldertje, waar de was hing te drogen, en waar de brutale allemaal dingen moest weten van de geheimzinnige kist met de draden langs de twee schoorstenen - wat een man zonder betrekking met die spullen moest - en waarvoor dat allemaal in een arbeiderswoning diende? En wie de reis zo grif had betaald? En toen ze wéér, met het gevoel dat ze stapelgek was, en dat ze als een blinde in een dolhuis rondtastte, van haar zuster in Heerlen sprak, en de twee judassen elkaar met moeilijkverborgen grijnsjes aankeken, had ze ineens het gevoel van iets erg grappigs, iets over het komieke heen, en ze begon plots zo te schateren, te gieren, haast te krijsen van het niet langer te bedwingen lachen, dat de zoldertrap er van meeschudde en de oudste rechercheur haar in het keukentje een glas water inschonk. Plomp viel de deur beneden in het slot, waren ze weg, maar een plezier als ze nog had, en het uitbulken van de pret, de eindeloze lol... Gos, gos, in geen tijden had ze zo stevig, zo angstig-hard geschaterd.

‘Moes, moeslief, je maakt me bang,’ zei het jongetje uit zijn bed gekomen, en met dikke ogen van tremen, stond hij waar achtig voor haar in de keuken. Toen keek ze wezen

105

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.