Nu ga het in zee, daar alle verder gewroet met inkt, stuf of radeermes, de Rijk-sche uitvinding noch voor u noch voor mij volkomener of d u i d e 1 ij k e r voorstellen kan.
Het „geweldig zwaar ding” dat me op den rug werd gehangen (A.) leverde den electrischen stroom.
Het was vermoedelijk, ofschoon onwaarschijnlijk, daar nergens op ’t dorp ’n inrichting was om die dingen te laden, een accumulator.
Door den helm met zijn koperen en glazen gedeelten heen, liepen de draden voor de negatieve en positieve pool (mocht de normale lezer dit en het navolgende minder goed in zich opnemen: dat hij een electrotech-nicus, ’n huisschellenmaker of ’n telephoon-beambte raadplege) en deze, beide van platina (naar ik meen) ontwikkelden uit het langzaam, automatisch indruppelend zeewater eenen stroom zuurstof ter hoogte van B., terwijl het aan de andere pool C. gevormde waterstof ter hoogte van E. uit het masker week (wetenschappelijk feit, dat ieder kan onderzoeken). Ter hoogte van D. bevond zich de eveneens automa-tisch-werkende afvoer van tot stikstof verwerkte zuurstof.
Zoolang de electrische stroom de vereischte hoeveelheid zuurstof uit het zeewater afscheidde, was men benee, behoudens lekkage als anderszins, relatief veilig.
Een mensch verbruikt per uur ongeveer 25 liter zuurstof — Rijk’s zwaar-voorwerp-op-den-rug A., dat tevens het opdrijven van ’t menschenlichaam naar de wateroppervlakte belette en onder water nauwelijks woog, had capaciteit voor vier en twintig uur zuurstof, voor volle zeshonderd liter.
86