— en ik zoude mij waarlijk schamen er te „dichten”.... Wij liepen, Rijkaard, Ruth en ik....
Doch hier moet ’k me in teekening begeven, in gebrekkige plattegronds-aanduiding van den duikertoe-stel, in zoover’k, destijds slechts erbarmelijk van scheien natuurkunde op de hoogte, meen onthouden en begrepen te hebben.
’k Ben daartoe verplicht, omdat ’k wel met ’n paar vluchtige woorden van Rijk’s ontdekking (toen Cresus in het bad jenkte) repte, maar de lezer in verband met mijn bewusteloos omlaag gaan, aan de wetenschappelijkheid van het geval, derhalve ook aan de w a a r-achtige werkelijkheid mijner kleine avonturen zou kunnen twijfelen — en er in den grond voor de aankomende jeugd èn voor de persoonlijke gemoedsgesteldheid niets zóó verderfelijk als ’t kweeken van meerdere romantiek is.
Drie-, viermaal heb ’k ’t achterstaand „ontwerp” vernietigd.
85