beien.... ’r Zijn nog nooit zulke dingen op de kust geweest!....”
„En als haar vader komt, terwijl wij ’r niet zijn?”
„Die komt niet....”, sprak-ie, zich uitkleedend.
„En.... en”, aarzelde ik: „als ’t meisje opstaat en ’t huis uit wil?”
„Dat meisje slaapt minstens twaalf uur aan één stuk ”
„Ik begrijp ’r niets van”, zei ’k, me ook — helaas en noodgedwongen — langzaam uitkleedend, om in ’t waterdicht tricot te stappen — ’k begreep ’t des te minder, omdat-ie den eersten stormnacht zoo stellig aan Ruth had gezegd, dat-ie me zorgvuldig buiten dingen van beteekenis zou houden....
’k Was — zóó voelde ’k ’t in dat oogenblik — m’n vrijheid kwijt, tenzij ’k naar de politie liep, om het drukkend geheim te verklappen.
Maar wat dan? En wie zou ’t per slot van rekening gelooven — gelooven dat er een werktuig bestond om op den bodem der zee te loopen!
En wat wou ik ’r mee? ’n Misdaad had Rijk niet begaan.... En ik — ik had ’n eed gezworen — weliswaar geen eed voor de rechtbank — maar dan toch ’n ééd....
Te dezer gedachten-hoogte mijn broek uittrekkend, smakte een loodzwaar ding op het vloerzeil — de nieuwe revolver, die met ’r zes oogen-van-verschrik-king eene stiekeme schuilplaats in m’n achterzak had gevonden.
Het gaf een bons van bedenkelijken aard.
„Wat moet je met dat speelgoed?”, vroeg Rijk, zelfs niet met de oogleden knipperend — terwijl ik in schrik de hielen onder mijn stoel had geloodsd.
184