heb te gehoorzamen! Of wou jij, wat duivel (het „wat duivel” hier als plaatsvervanger voor een onkuische vloek), dat wij het werk doen en jij van je rente gaat leven? Eer ik jou vannacht alleen in ’t huis met dat uit ’t water opgehaalde meisje laat, haha!, moet ’r ’t een en ander gebeuren! En dat kun je voor de toekomst onthouen, grappenmaker, dat ’r zonder jouw presentie niet meer gedoken wordt!....”
„Waarom?”, vroeg ’k met eene onthutsing, die voorzeker sporen op mijn gelaat achterliet.
„Omdat”, zei hij stug: „....omdat ’k bang voor graten ben, terwijl ik visch eet! Ik hou niet van listige vij-andjes — in m’n rug....”
Wanda was de kamer uit gesliept — met de vuisten op de massieve heupen stond-ie dicht op me — me onbarmhartig de waarheid zeggend.
„Ik ben uw vijand niet, meneer”, poogde ’k me te verweren: „ik ben door ü m’n betrekking kwijt geraakt — ’t heele dorp ziet me als dief na....”
„’t Is goed!”, snauwde-ie bot: „’k weet dat je ’n verdienstelijk mensch met naastenliefde, opofferingsgezindheid en verdere christelijke deugden bent, maar ik vertrouw je zoolang ik je ziè. Ruth heeft zich bij me beklaagd en ik heb zelf méér dan eens geniepigheidjes bij je opgelet.... Hou je mond!.... Wij benee en jij boven — dat gebeurt niet één keer meer.... Dat is m’n vast besluit!....”
„En als ’k niet wil....”, zei ’k met ’n schuwheid, of m’n stem contrabande pleegde.
„Dat wordt je niet gevraagd!”, antwoordde-ie opwin-dend-kalm: „Ik zeg en jij dóét — ook in je éigen belang! De Hermione, ezel, heeft schatten aan boord! Binnen de vier en twintig uur kun je in geld grab-
183