scheids zijn geraakt, aan de grillen dezes satans overgeleverd, als de klok niet manend tien had geroepen. Bij den laatsten koekkoek-deun had Verploeg de heuschheid te herhalen dat ’t waarlijk tien was.
’k Gaf, omdat ’k niet genoeg kleingeld in m’n bordpapieren porte-monnaie vond, de prop bankpapier, die ’k nog niet had ontvouwen, in betaling.
„Honderd gulden!”, zei de waard, me zoo hinderlijk-lang aankijkend of ’k ergens in had gebroken: „honderd gulden!”
„Jawel! Heb je daar wat tegen?”, vroeg ’k driest, juist bóven op ’n berg van de Stemmings-Rutschbaan: „valsch is-ie niet!”
„Valsch nee”, sprak-ie zoo langzaam-overwegend en toch zoo dik van betoog, of z’n mond in dadelijk-evenredige verhouding tot ’t spongat van ’n stroopvat stond: „valsch heb ik niet gezeid, De Wilde — van valsch spreekt geen kip — valsch is ’t eieren eten niet — dat steek ’k niet onder stoelen en banken — maar jij schijnt vanmorgen wat in de melk te brokkelen te hebben — daar denk ik ’t mijne van! Als ’t valsch was, zou ik ’r geen been in zien ’t voor je klein te maken....”
Na deze serie bar-onzinnige expressies1), schommel-
*) Ja, want let nu ’ns op! Let op de serie in één zin:
a. Dat is ’t eieren eten niet.
b. Dat steek ik niet onder stoelen en banken.
c. Wat in de melk te brokkelen hebben.
d. Ik zie er geen been in.
e. Wie boter op z’n hoofd heeft, moet niet in ’t zonnetje loopen.... Zijn dat niet overmalle, door den hemel weet wélken wind in ons Nederlandsch geblazen vergelijkingen? Eieren, stoelen, banken, melk, ’n been, boter.... Inderdaad Hollandsch. Maar als je overdenkt, nadenkt, rammelt dat boerengedoe in je hoofd. Wat ook weer onjuist is, daar zelden iets te dier plaatse rammelt... E. de W.
122