gaat, ’n steun voor liefdadige doeleinden en meerder der gemeenschap vruchtbrengends af.
Misschien ben ik niet de eenige met ’n wormstekig geweten — niet de eenige, wien ’t gelukt is booze dingen van gister en eergister, zoetjes-an, onder ’n saus van gladgestreken woorden, een-dags-argumenten, als ’n neepjesmuts zoo wel-geplooide leugens en duimdik gevernist zelfbedrog, zonder burengerucht in den familiekelder bij te zetten....*)
„Dat snottert, dat huilebalkt, godbetert!”, snauwde Rijkaard Rijk, ’t wondje zoo grimmig belurkend, dat ’t in de benauwde stilte als onstuimig gezoen opklonk: „....dat hangt den in verzoeking gebrachte uit! Ben jij betoeterd, aap van ’n jongen, huichelaar, sukkel (lippensmak!) Is wat niemand meer behoort, omdat niémand ’r bij kan, niet voor den vinder?.... Moet ik wachten tot ’n schip net zoo beroerd verzandt als de Queen, of de Talisman, of deNicolas? (Lippensmak!) Wie heeft ’r voordeel bij, als ’t door ’t zeewater vernield wordt?.... Heb jij m’n vertrouwen niet af gedwongen, brutale rakker, door ons in je smerigen kelder op te sluiten?.... En heb je ’r aan gedacht ons te danken voor ’t redden van je nutteloos beetje leven?.... Wat ik naar boven haal, is van mij, van mij alleen, volgens recht en billijkheid! En als ’t géén recht en billijkheid is, dan krijg je geen duit voor jouw portie — en als je durft kikken, wor je gekielhaald!”
De leege trommel smeet-ie in ’n hoek. Met ’t protest van den donder kwakte ze op den grond.
1) Deze gruwelijk-lange bespiegeling, die oorspronkelijk nog véél langer was (’k heb drie zijdjes doorgehaald) onderbreekt weliswaar m’n verhaal, maar ik kon ’r niet buiten en mocht ’r voor m’n reputatie niet kappen.
113