Pater. Hoe! Hoe! Met vleeschelijk begeeren! Wat zegt ’t zesde der Geboden?
Droomelot. Eert uwen vader en uw moeder, opdat gij lang moogt leven...
Sero. (zacht) Mis! Mis! Dat is ’t vierde...
Pater, (staat driftig op). Daar zou zelfs Job, toen hij melaatsch werd en zijn wonden op den mesthoop met een potscherf krabde, van ongeduld bij zieden! Zijn dan de tien geboden niet in je hoofd te stampen?... ’t Zesde is: gij zult geen overspel bedrijven! En overspel is ’t werk van alle lichtekooien — niet ’t werk, maar ’t te lui zijn, om te werken — want wie wil werken wordt geen lichtekooi!... Sla op je boek! Zul jij nooit wakker worden? Ik kan m’n tijd met jou niet heelemaal verdoen!
Droomelot. (bladerend) Wanneer m’n moeder is ’n — lichtekooi — en ze voor eeuwig is verdoemd — hoe moet ’t dan, Eerwaarde, met dat andere gebod, dat ik verkeerd genummerd heb, en dat zoo stellig zegt: eert uwen vader en uw moeder, opdat gij lang moogt leven... Ik wil graag heel lang leven...
Pater. Jóüw vader en jóüw moeder hèb je niet te eeren!... Eer kerk en overheid!
14
Droomelot. Waarom m’n lieven vader niet?
201