T we e de Toone el
Sero, Soldenier.
Sero. Dat’s niet te hoog, niet te breed, niet te diep hier — gewapende macht! Maar ruim genoeg voor mijn beetje gedachten — en voor de jouwe ’r bij, als ik je niet beleedig! (op 't bankje in’t hok neerzittend) Ha! Ha! Een aan alle eischen des tijds beantwoordende luierstoel... Heeft u er geen bezwaar tegen, gewapende macht, dat mijne sokken het daglicht aanschouwen?... (trekt zijn ouwe schoenen uit). Ben in geen tweemaal vier en twintig uur uit de kleeren geweest — en — en — (moeilijk-trekkend.) vastgeroest! — een van twee: deze voorwerpen van de laatste mode zijn hoogst-eigenzinnig gekrompen, óf
m’n voeten hebben zich in groeistuip gezet......
Pang!... Da’s een... (met den wijsvinger op een gat in de kous, dat de hiel bloot legt)... Geen eerste, geen tweede kwartier: volle maan!... Zelfs met de merkwaardige vlekken, die men vroeger voor zeeën aanzag! Qalileï... (zich onderbrekend)... O?... Luister je niet?... (tweeden schoen uitwringend) Bij mijn ziel, en bij de ziel van de koe of den stier, die eens... (hijgend stoppend) — daar blaas ik mijn adem bij uit! — die eens hier in stak — dat noem ’k weerbarstig... (trekt — de schoen vliegt uit, hij tuimelt van de bank op den grond) Ha-ha-ha! (De soldenier schiet mee in ’n schaterlach)... Ha-ha-ha! ’k Zou op die manier ’n leelijken smak hebben gedaan, als ’k in vrijheid boven op ’n dakgoot was gedresseerd, ha-ha-ha!...
129