Droomelot ... Onze Vader, die in de heemlen zijt...
Pater. Waar zoek jij nu dien hemel ? Is die daar (,gebaar naar grond) of daar ? (gebaar omhoog). Moet ik jou alles leeren ?
Droomelot. Mijn vader zegt, dat aan den andren kant van d’aarde, die rond moet zijn, de grootste hemel is...
Pater. Jouw vader is een gek en weet van God en hemel niemendal! Je kijkt daarheen als ieder mensh met goeie hersens... Vooruit!
Droomelot ... Die in de heemlen zijt — geheiligd zij uw naam. Laat toekomen uw Rijk! Uw wil geschiede in den hemel... (stokt).
Pater : (haar helpend). En op aarde!
Droomelot. En op aarde... En geef ons heden ’t daaglijksch brood....
Pater. Wat lach je nu! Men lacht niet als men bidt!
Droomelot. Ik lach, omdat hiér onze Vader ’t daaglijksch brood vanzelve schenkt — en buiten, thuis, is ’t wel ’ns weggebleven...
Pater. Je mag niet lachen en niet babb’len en vooral niet denken, als je bidt!... Vooruit!
198