VIJFDE TOONEEL
Droomelot, Sero, Pater, 2de Wachter.
Pater : (wordt door wachter binnengelaten) Liep je te praten met jezelf, m’n kind ?
Droomelot. Jawel, meneer...
Pater. Ik ben geen heer!
2de Wachter. Dat weet jij toch !
Droomelot. Jawel — Eerwaarde...
2de Wachter. As je ’t dan weet, wat zeg je dan voor stommiteiten! Geef an den stoel — den stoel. En doe dat uit je eigen ! — Eerwaarde heeft maar op de deur te kloppen: ik hou hier dienst op deze gang ! (neemt lamp mee, sluit deur).
Pater (voor stoel dankend). Ik dank je wel, en ga ’r zelf op zitten. Ik loop ’n eindje op en neer. Heb je vandaag gebeden ?
Droomelot. Nog niet — ik heb geen tijd gehad.
Pater. Geen tijd? Geen tijd?.... Voor bidden nog geen tijd? Dan doe je ’tnu —en zoo dat ik’t hoor! Of ben je ’t Onze-Vader wéér vergeten ? Vouw je handen en wat snel! (De wachter treedt bij Sero binnen, bekijkt de tobbe, loopt stug heen en weer).
197