VIERDE TOONEEL.
Droomelot, Sero.
Droomelot. O, lieve God !...
Sero. Pischt! Pischt!
Droomelot. O, lieve Hemel, doe me niets!
Sero. Ik jóu wat doen ? Herken je me dan niet ?
Droomelot : (angstig) Nee, nee ! ’k Zie enkel vingers, die geen vingers zijn! Als jij de Duivel ben...
Sero. De duivel — ik, ha-ha-ha! Wel, alle duivels met en zonder hinkepoot, wiè heeft dat zotte woord jou in je mond gegeven ? Ik ben... Kom dichterbij!... Pischt!... Pischt!... Waar steek je nou?... Als ik nog harder schreeuw (kijkt onrustig naar kijkgat) kraait straks de wachter onraad door de gangen !... Ik ben 't... Ik!
Droomelot. (tegen den muur) Ach toe, ’k heb niet zoo véél misdaan...
Sero. Misdaan? Jij wat misdaan? k Begrijp je niet m’n kind! En als je je zoo schuil houdt in dien hoek, en door je dwaze angst roet in 't eten werpt, dan maak je dat wij samen... Antwoord dan, Droomelot!... Of ben je heengegaan!...
191