jullie rats en gort, omdat ’k ontuchtig ben!
Wachter. Als jij mij helpt dan help ik jou!
Sero. Dan help jij mij? Met wat? Met ladders, vijlen en ’n kreuplen knol, om in ’n ander land weer opgepikt te worden ? Ik ken dat hazardspel. En dan
— als 't kon — als ik op vrije voeten... (vrije voeten wat ’n hoon, waar in geen stad, geen dorp, ’n mensch vrij-uit bewegen, spreken, dènkend-spre-ken mag!,!... als ik ’t zonlicht zonder tralies zie
— laat ’k dan m’n kind niet in dit wanhoopshuis! Was ’t niet mijn troost dat jij me zei, dat ’t zelfde dak ons tegen wind en regen schut?... Nee, nee,
ik dank je wel — en jij, wil jij hier blijven met
geweld...
Wachter. Natuurlijk! Ja!
Sero. Steel dan van ’t leer, dat hier vannacht gestolen werd, en eer je’n rozenkrans of tien voor al de misdaad in dit toevluchtsoord gedraaid, ben jij m’n buurman daar...
Wachter. Daar kan niet — daar... Nou goed, je zal ’t weten, nou ze zoo’n judasdaad an me begaan! Dat is m’n eerste wraak vóór ’t requestreeren, want requestreeren ga ’k op slag: daar zit je dochter! (Sero schudt glimlachend-ontkennend 't hoofd) Nee? Ja! Al van den eersten dag!
Sero. Zoo, zoo. Wel, wel! Zit daar?(pijnlijklachend)
161