Sero. Vandaag! Dat ’s dichterbij en houdt ’t vuurtje warm!
Regina. Klets toe — ik zeg geen woord, geen woord meer!
Sero. Geen woord? Dat is ’t einde. Want in den Beginne was het Woord____
Soldenier. Ach gekke kerel loop!
Sero. Als ik maar loopen kón!
Rakker. Dan liep zij kwispelstaartend met je mee, ha-ha-ha! (zakt lachend van de bank op den grond).
Regina. Met dien stumper, dat gedrocht, dat hatelijk verschijnsel, dat mirakel, dat ellendig wurm, ha-ha!
Sero. Let op — dat was ’r laatste woord!
Soldenier. Regien, Regien! (schatert met den Rakker)
VIERDE TOONEEL.
De vorigen, Hopman.
Hopman, (op door de gaanderij). Wat is dat ? (tot Rakker) Wat zit jij op den grond ?... En jij — is dat jouw plaats?.... En hoort die vrouw daar achter ?
142