achter het koord de schoenen weg) Eerst hij, nou jij! Alle negen! Dat wordt ’n kegelspel met schoenen die de tand des tijds nog beter dan ik zelf doorstonden ! Ben je ontstemd, Regien, of is 't de vreugde van ’t wederzien, na zooveel jaren?
Regina (kwaadaardig). Ik zou van leut en lol wel kunnen dansen! Dat merkt-ie nog niet eens! Dat vraagt ’t schepsel! Wil je ’t soms zwart op wit?
Sero. Och nee — die twéé getuigen zijn voldoende.. En de pure, malsche blijdschap op je aangezicht!
Regina. Zoo heeft-ie jaren lang, me ieder uur gesard,
gehitst, gekweld ’n Adder heeft geen giftiger
tong.... Man, man ik haat je zoo!
Sero (triestig-glimlachend). Ja, ja, ’t kan verkeeren.
Regina (nijdig tot Rakker). Nou! ’k Kan m’n tijd gebruiken! Moet ’k langer samen met dien kerel? Als ‘k z’n lachen als ’n monster zie, is heel m’n week vergald!
Sero. Als ik vergal — vergulden andren! En als
ik monsterachtig lach... (rondkijkend) — wat drommel, hangt hier nergens in dit weelderig, volmaakt gemak ’n spiegelscherf, dat ik me overtuigen kan, en mogelijk zóó lamgeslagen sta, dat deze gruwel-lach z’n eigen dood besterft? — als ’k leelijk, onvertogen, ongepast, en jou ’n hééle week vergallend lach: ik ben geschapen met de hulp van drie —
140